Een uitgave van mats bv ©
ALARM
Jaargang VI, 12
Nu we de techniek van het fietsen onder de knie hebben, dat wil zeggen inclusief zelfstandig opstappen en afstappen zonder te vallen, kunnen we onze dochter een beetje aan het verkeer laten wennen. Sjieke grote bocht naar links, kort bochtje naar rechts. Stoppen voor auto’s, stukje op het fietspad, grote weg oversteken. Dicht bij de stoep fietsen, maar ook weer niet zó dicht. M’n hart verzakt keer op keer, maar ze doet het geweldig en we fietsen lustig de buurt rond.
Dan wordt het tijd om mama in de training te betrekken. Die heeft tot nu toe voornamelijk van achter het raam gecoacht en pleisters geplakt waar nodig. Uiteindelijk is het daar allemaal om begonnen; om samen met mama naar de stad en de tuinboer te kunnen fietsen. Dus als mijn dierbare echtgenote elders in de buurt de planten water moet geven en het konijn moet voeren, gaan wij gezellig met z’n allen mee. Kan het hart van mama ook eens verzakken, want ze zal er toch aan moeten wennen. Dat komt haar enerzijds wel uit en anderzijds niet. Wel omdat het toch een beetje eng is in een vreemd huis met een vreemd alarm, ook al is het op klaarlichte dag. We hebben zelf sinds kort alarm in huis, maar we weten nog niet zeker wat we enger vinden; het alarm of de inbrekers. Anderzijds komt het haar dan ook niet uit omdat ze wel weet dat de kans dat het alarm afgaat aanzienlijk groter is als wij met z’n allen meegaan.
We worden dan ook strak geïnstrueerd: stokstijf op het grindpad blijven staan totdat mama het sein ’alarm meester’ heeft gegeven. Daarna mogen we wel naar binnen, maar even leuk rondkijken is er niet bij. Het konijn staat in de hal binnen handbereik en veel verder komen we dan ook niet. Mijn dochter slaagt er op het nippertje in om het beest niet te laten ontsnappen. Dan moet haar broer plassen. Mijn vrouw herinnert zich van een recente visite dat er iets was met het toilet. Zou dat al gerepareerd zijn?
‘Even ophouden jongen?’ probeert ze nog even, maar dat kan hij niet, als hij al zou willen. ‘Maar niet doortrekken!’
‘Nee mama.’
Vrijwel meteen daarna wordt luid geurend duidelijk dat zulks moeilijk vol te houden is. ‘Jongetje! Ik heb nog zó gezegd…’
‘Hij stinkt,’ stookt zijn zus.
‘Ja maar mama, ik wist het niet.’ De jongen weet ook even niet meer hoe hij het heeft.
‘Toch maar gewoon doortrekken,’ stel ik voor en dan schieten we allemaal tegelijk in de lach. Zo zijn we dan ook wel weer, we kunnen er over het algemeen de lol wel van inzien. Gespannen en stil luisteren we hoe de spoelbak weer volloopt. Stilte, hij is vol. Er is niets aan de hand, maar we hollen giebelend naar buiten, een hoofdschuddend konijn achterlatend. Mijn vrouw toetst de code voor het alarm in en dan maken we dat we wegkomen. Als we wegfietsen, komt ons van tegenovergestelde richting een politieauto tegemoet.
Maar dat is toeval.