Een uitgave van mats bv ©

BETER

Jaargang I, 6

Had ik al verteld dat ze ziek was? Vast wel, waarom zou ik voor u een uitzondering maken, als ik er verder de hele wereld mee lastig ben gevallen. Verschrikkelijk ziek was ze.
Liever zou ik nog hebben dat ze later met de verkeerde kerels thuiskomt, dat ze een grote mond opzet tegen haar vader of een deuk rijdt in haar moeders auto. Maar volgens mijn eigen moeder heb ik niets te kiezen, die dingen zullen me later net zo goed overkomen en dan zal ik er net zo machteloos tegenover staan als tegenover die griep die ze nu achter de rug heeft.
'Kon pappa het maar van je overnemen,' heb ik nog gezegd toen het heel erg was en hoewel ik dat niet letterlijk bedoelde, is het wel gebeurd.
Afijn we zijn allebei weer aan de beterende hand en mama besloot dus dat we een zondagmiddag-wandelingetje gingen maken om wat van het bleke zonnetje te genieten.
We hadden daar allebei niet veel zin in, maar tegensputteren hielp niets. We werden flink ingepakt en met een vrolijk 'zo daar gaan we' gingen we. Op naar het Pinetarium Blijdestein, vlak bij ons in de buurt. In die pijn- en naaldbomentuin hadden ze een verkoop-tentoonstelling van rododendrons, had mijn echtgenote gelezen. En hoewel ze sinds jaar en dag de zorg en het onderhoud van de tuin zonder blikken of blozen aan mij overlaat, had ze gedacht dat onze voortuin wel wat rodo's of azalea's kon gebruiken. Een smoes van niks vonden mijn dochter en ik, maar we hadden, onafhankelijk van elkaar, besloten niet lang te blijven mokken, maar ons protest te verpakken in ludieke aktie. Bij mij komt dat neer op een reeks min of meer melige grappen, mijn dochter zoekt het vooralsnog meer in de non-verbale communicatie. Terwijl we zo wat lopen te ginnegappen door die veel te serieuze tuin, maakt een wildvreemde oudere heer plotseling aanstalten om aan mijn dochter in de buggy te zitten. Ik schiet toe, want ik hou daar niet van, mensen die ongevraagd aan mijn dochter gaan zitten kroelen. 'O, ik wilde alleen haar petje rechttrekken, zo ziet ze niet veel,' stamelt de man, ietwat onthutst door mijn reactie. Onze dochter laat zich in de kinderwagen vervoeren met de blik vooruit, de wijde wereld in, dus we hadden niet gezien dat ze haar modieuze pet ver over haar ogen getrokken had. 'Toeval,' zeg ik tegen mijn vrouw en dat zeg ik nog eens als ze het later weer doet en nog eens als ze de pet van de ogen aftrekt zodra we buiten het Pinetarium zijn. 'Natuurlijk,' zegt mijn vrouw, 'net zo toevallig als ze 'nee' schudt als ze naar de lamp kruipt waar ze niet aan mag komen en net zo toevallig als ze aan je knie staat te smakken als jij denkt in je eentje een koekje te eten.' Ik heb haar er nooit van hoeven te overtuigen dat wij een wonderkind hebben.
Negen-en-een-halve maand! Die verkeerde kerels zullen ook wel eerder op de stoep staan dan verwacht.