Een uitgave van mats bv ©

BIJNA BOVEN

Jaargang II, 46

'Hij is bijna boven,' komt mijn dochter opgewekt melden. Wij ouders moeten het klikken niet stimuleren, denk ik, maar we zullen moeten toegeven dat het vaak bijzonder handig is als de een komt vertellen wat de ander uitspookt.
Een beetje in gedachten verzonken grinnik ik haar vriendelijk tegemoet: 'Tuurlijk meisje'.
Want ik raak in eerste instantie nog niet direct gealarmeerd.
Onze zoon kruipt weliswaar steeds vervaarlijker door het huis, maar hij kan nog niet lopen. Wel staan, 'Een beetje wiebelig, he ventje?' zou Stampertje zeggen. Dus het is niet erg waarschijnlijk dat hij de trap op kan. Maar als ik toch maar ga kijken voor de zekerheid, zie ik hem niet meteen en dat begint dus wel heel erg naar onraad te rieken. Ik kom nog net op tijd bij de trap om te zien hoe hij op het nippertje de bovenste tree haalt.
Op het bovenportaal aangekomen richt hij zich op en draait hij zich triomfantelijk naar me om, steekt twee knuistjes in de lucht en slaakt een soort oerkreetje. Loei-trots is hij op zichzelf, dat kleine machootje. Onder aan de trap gilt mijn dochter het uit van opwinding en bewondering voor dit huzarenstukje van haar broer. Zelf is ze niet zo heldhaftig, maar ze mag hem graag een beetje opjutten.
Als ik weer een beetje op adem ben en hem goed vast heb, probeer ik hem met veel misbaar en foei-foei uit te leggen dat pappa dit absoluut niet wil hebben en dat hij wel zal begrijpen waarom niet als hij dat kunstje nog eens flikt. Ik zie aan de brede vier-tanden-grijns dat ik geen enkele indruk maak met mijn preek. Hij heeft dolle pret en hij kan me bijna garanderen dat hij het bij de eerste de beste volgende gelegenheid weer zal proberen. Die gelegenheid komt een paar minuten later en deze keer gaat het inderdaad mis. Hij is pas halverwege de trap als zijn zus en ik hem tegelijkertijd betrappen. Hij schrikt van onze schrik en davert met veel kabaal naar beneden. Het klinkt gelukkig weer erger dan het is, maar op zijn voorhoofd ontwikkelt zich al een enorme bult. Later zal het moeilijk zijn een foto van een ongehavende onze zoon te vinden uit deze periode.
Hoe komt het toch dat het hem zo treft, vragen we ons regelmatig af. Hoe kan het gebeuren dat mijn zoon zijn handje flink brandt aan een verwarmingsbuis waar mijn dochter al twee jaar achteloos aan voorbij drentelt? Zorgelijk. Maar erger is misschien nog wel dat de nonchalance op de loer ligt. Met haar eerste schram zijn we twee keer bij de dokter geweest, als hij voor de zoveelste keer de tandjes door zijn lip valt, staan we geroutineerd klaar met een nat washandje.
'Het is een echte jongen,' zegt mijn echtgenote dan met nauw verholen trots.
'Wat issie stout he?' joelt zijn zus het uit.
'Een ondernemend tiepje,' spreken ze op de crèche uit ervaring.
Soms denk ik dat ik me als enige afvraag hoe ik deze groot moet krijgen.