Een uitgave van mats bv ©
BIJNA VIER
Jaargang IV, 17
Blijkbaar heb ik even niet opgelet. Bianca van de crèche ziet het eerst en bijna tegelijkertijd voel ik een drup op mijn hand. Een traan en een snik van mijn dochter als ik haar wegbreng naar de crèche. We zetten altijd eerst haar broer af bij de Monkies en dan lopen we buiten om, zwaaien hartelijk naar hem en brengen haar dan naar de Panda's. Van mijn zoon is bekend dat hij soms geen zin heeft om te gaan. Achteraf, als zijn moeder hem gaat ophalen, heeft hij meestal wel een leuke dag gehad, maar bij het brengen doet hij vaak moeilijk, voor zichzelf en voor zijn vader. Het is niet leuk om ze zo te moeten achterlaten. Hoe geroutineerd de leidsters ze ook afleiden en opvrolijken, ik blijf er moeite mee houden. Vandaag was er met hem niets aan de hand. Thuis had hij zijn moeder nog voorgerekend dat hij morgen en nog morgen ook nog naar de crèche moest en dat hij dan weer lekker thuis bij mamma bleef. Die was welgemoed aan zijn half weekje begonnen. Onze dochter verrast ons vandaag en het is ook niet helemaal duidelijk wat er aan scheelt. Was het de vreemde jas en tas aan haar kapstokje? Tot voor kort deelde ze die kapstok met Daan, die van die visite. En als Daan z'n jas aan de kapstok hing, wisten we ons verzekerd van een warm en hartelijk welkom. Daan kon helemaal opblinken als zij en ik binnenkwamen. Hoe zou Daan het maken op de grote school? Misschien was het wel omdat ze zich opeens niet meer kan herinneren wat we van het weekend allemaal beleefd hebben en Bianca wil dat nog wel zo graag weten. Misschien zijn er wel teveel andere wegbrengouders tegelijkertijd. Ik til haar maar op en geef haar de gelegenheid haar gezicht op mijn schouder te verbergen. We zonderen ons af in een rustig hoekje, even bijkomen. En even later is het ergste achter de rug. Bianca komt er bij, maakt een geintje en daar breekt het zonnetje al weer door. Nog wat kletsen en dan zijn we klaar voor het afscheidsritueel. Zij aan de ene kant van de ruit op de vensterbank, ik buiten aan de andere kant en we drukken allebei een kus op het raam. Niet hygiënisch, wel gezellig. Aan haar gezicht achter de ruit zie ik dat het toch nog niet helemaal in orde is. Die blik die ik niemand kan uitleggen. Zo van 'ga maar pappa, ik weet dat we nu afscheid moeten nemen en dat je me alleen moet laten met mijn verdriet, maar ik zal me er wel doorheen slaan'. Zo'n blik ongeveer en ik kan daar geweldig slecht tegen. Bijna vier en over een paar dagen gaat ze al een ochtendje wennen op de grote school, ze moet met gymschoentjes komen want dan hebben ze gymnastiek.
Nog vanuit de auto bel ik met mijn echtgenote. Deze weemoed hoef ik niet alleen te dragen.