Een uitgave van mats bv ©

BLOKKIE OM

Jaargang III, 45

Hand in hand kuieren we door de lanen bij ons in de buurt. Blokkie om, noemen we dat. Even luchten, bij de mensen naar binnen kijken en zien hoe de tuinen er voor staan. Een dorpse gewoonte die ik van vroeger heb meegenomen en die ik tegenwoordig steeds vaker weer uit de kast haal omdat het zo leuk gaat met de kinderen. Als man alleen word je toch geacht een beetje door te lopen, alsof je ergens naar toe moet, maar met een kind kan je op elke hoek van de straat blijven staan. Normaal krijg ik mijn zoon altijd wel enthousiast voor een ommetje, maar die moet vandaag zijn moeder met het een of ander helpen, vandaar dat mijn dochter is ingevallen. Die hoeft meestal niet zo nodig, maar als Tijgertje mee mag, offert ze zich wel op voor haar vader. Omdat het een doordeweekse dag is, lijkt het extra bijzonder. Vadergeluk.
Af en toe laat ze m'n hand los omdat ze iets van dichtbij wil bekijken. Straks kriebelen die vingertjes weer aan m'n hand omdat ze wil dat ik weer vastpak.
'Niet op straat, hè schatje?'
'Nee, want dan krijg ik op mijn kikker, hè pappa.'
Ik begrijp wat ze wil zeggen en van wie ze dat naäapt. Dat betekent toch echt dat ik me weer wat harder moet concentreren op 'gunst', 'guttegut' en 'potverdorie'. Uit de mond van een kind hoor je pas hoe lelijk het allemaal klinkt, denk ik schijnheilig.
'Nee, maar dat is gewoon hartst… heel erg gevaarlijk.'
'Kijk pappa, twee enen.'
We zijn nu bijna thuis en ze leest huisnummers voor.
'Dat is elf. Twee enen is elf.' Ik weet niet waarom ik het vertel. Ze hoeft voor het toelatingsexamen van de basisschool heus niet tot honderd te kunnen tellen. Maar ik heb het idee dat ik het maar beter eerlijk kan spelen en als ze van iemand anders moet horen dat twee enen elf is, zal ze haar vader misschien nooit meer vertrouwen.
Maar het interesseert haar gelukkig niet, want ze zegt 'ja' op een manier waaraan ik kan horen dat ze wel beter weet.
Met de nummers zeven en negen heeft ze niks dus die slaan we over. Dan komen we
bij vijf. Dat nummer kent ze omdat het van de buren is en omdat haar broer altijd denkt dat het zijn letter is. Wij zeggen dan altijd dat dat bijna goed is, maar zijn zus dan niet nalaten om uit te leggen dat dat echt helemaal, maar dan ook helemaal fout is. Misschien een merkwaardig ezelsbruggetje, maar zo onthoudt ze het wel. En het volgende nummer kent ze natuurlijk omdat wij daar wonen.
'Dit is drie, hè pappa? Dat is ons nummer. En ik ben ook drie jaar. Dat is toevallig zeg.'
'Ja,' zeg ik, ook heel grappig, want als het om humor gaat, doen mijn dochter en ik nauwelijks voor elkaar onder, 'en volgend jaar verhuizen we gewoon naar de overkant.'