Een uitgave van mats bv ©
CONSULTATIEBUREAU
Jaargang II, 1
'Zeg eens con-sul-ta-tie-bu-ro, dochter.'
'Manamana,' herhaalt ze, duidelijk verstaanbaar voor wie er een oor voor heeft.
Consultatieburo is altijd goed. Een zichzelf respecterend ouder zal het niet snel toegeven, maar het is natuurlijk best een veilig gevoel dat er een officiële instantie zo'n beetje over jou en je kind surveilleert. Ze laten je in hoog tempo opdraven ter controle en dat is toch telkens weer een soort ouderexamen. Weliswaar het soort examen waar je al een voldoende voor krijgt als je alleen maar je best doet, maar toch.
Wij hebben tot nu toe één her-examen gehad, de gehoortest. De eerste keer mislukte door gebrek aan medewerking van onze dochter, die niet wilde reageren op het gesis, gebel en gefluister achter pappa.
Sindsdien halen we allemaal dikke voldoendes. Zo lang ik er kom, heb ik trouwens geen van de ouders zien zakken. En als het gebeurd was, zou ik het gehoord hebben, want je krijgt als ouders ruimschoots de gelegenheid om ervaringen met elkaar uit te wisselen. Zoals we vaker zien in de medische en aanverwante sectoren, is men ook hier niet in staat om afspraken áchter elkaar te zetten; de wachttijden zijn lang, onbehoorlijk lang. Al moet ik zeggen dat de receptioniste, die tevens meet en weegt en de statistieken en grafieken bijhoudt, die ons begroet met 'dag mooie meid', dat die bij ons een potje kan breken. Sterker nog: het goed doseren van dit soort opmerkingen is de enige manier om muiterij in het broeierige wachtlokaal te voorkomen.
Via een goed gesprek met de verpleegkundige-voedingsadviseur wordt de spanning opgevoerd tot het hoogtepunt van de ochtend: de visite bij de dokter. Pappa vol vertrouwen, de dochter bláákt. De desbetreffende dochter vol wantrouwen, ze herinnert zich van vorige keren een paar venijnige prikken.
Nee, het is níet goed dat de dokter haar oppakt om op de behandeltafel te zetten, maar die doet dat toch. Haar hele gezicht straalt wil-niet-boos-bang. Ze wil die stethoscoop niet op haar borst en het geklop niet op haar rug. Ze verzet zich hevig, de lippen stijf op elkaar, ze wordt roder en roder, maar geeft geen kik. Tenslotte wordt het haar te machtig met dat enge koude ding om in de oren te kijken. Ze barst in hartverscheurend snikken uit, maar dan is het al klaar. Gelukkig is pappa in de buurt en zuignap-klemvast in zijn armen wordt ze getroost.
En daar is dat gevoel van machteloosheid weer, de angst voor die kwetsbaarheid. Niet nu, vanaf mijn arm heeft ze op haar manier alweer het hoogste woord tegen de dokter, maar vroeg of laat is pappa een keer niet in de buurt.