Een uitgave van mats bv ©

DE MEIDEN

Jaargang III, 25

Gisteren mijn zoon en ik op schoolreis naar het zwembad, vandaag mijn dochter en haar moeder naar de dierentuin. We hebben het verdeeld en het is dan logisch dat mamma naar de droge dierentuin gaat, de kinderen hebben hun watervrees niet van een vreemde.
Nou weten de jongen en ik wel dat wij gisteren maar een halve dag gingen en dat de meiden samen vandaag de hele dag op pad zullen zijn, maar met verbazing en wat onze zoon betreft met stijgende verontwaardiging zien we de voorbereidingen voor de reis. Er gaan koekjes mee, limonade en een verschoning en tenslotte vraagt mamma nog wat zakgeld om daar iets te kunnen kopen als dat nodig is. Wij hadden gisteren alleen onze zwembroek bij ons.
De dierentuin waar ze naar toe gaan, is voor onze dochter bekend terrein. Ze hebben er een grote aap die steeds op een vat slaat, de boem-boem-aap. Naar aanleiding van een vorige reportage over dit natuurverschijnsel, had een aardige mevrouw ons geschreven dat die aap Mike heette en als we wilden, konden we hem achter de coulissen een handje geven. Mijn zoon en ik zouden van dat aanbod zeker gebruik gemaakt hebben, maar de meiden hebben hun twijfels over de aaibaarheid van die kwaaie aap.
Als de bus vertrekt, is al duidelijk dat dit uitstapje een geheel ander karakter zal hebben dan dat van gisteren; 'bus, patat, ijs,' herinnert mijn zoon zich. De 'groten' hoeven niet meer bij hun ouders op schoot en kruipen dus gezellig bij elkaar. Dat geeft de moeders de gelegenheid om hetzelfde te doen en hoewel de deuren en ramen al gesloten zijn, horen we bij wijze van spreken het gebabbel nog als de bus al de hoek om is.
Uit het verslag 's avonds blijkt dat beeld aardig te kloppen. Ze hadden
twee kaartjes gekregen voor de dierentuin-trein, een voor mamma en een voor mijn dochter. Maar die was twee keer geweest met haar vriendinnetjes en mamma had in de tussentijd kennis kunnen maken met de moeders van die en die, hele aardige mensen. Dat zouden mijn zoon en ik niet verzonnen hebben, moet ik schoorvoetend toegeven, wij waren gewoon met z'n tweeën gegaan. De dochter had ook helemaal alleen van de hoge glijbaan af gedurfd. Mamma had weliswaar haar hart vastgehouden, maar niettemin. Haar broer en ik worden er bijna boos om, dat hadden wij niet in ons hoofd gehaald.
Een heerlijke dag heeft ze gehad, vertelt ze 's avonds op schoot in haar nachtpon. Alleen de aap deed niet boem-boem, hij zou toch niet ziek zijn.

'Je kunt niet alles hebben,' had mamma gezegd, en kijk, dat had pappa er nou niet bij laten zitten, dat hadden we even nagevraagd.
Mijn echtgenote, met wie ik natuurlijk niet voor niets getrouwd ben, zegt het – net als gisteren - voordat ik het zelf zeg: 'Maar ik wil ook weer eens wat met z'n vieren. Zonder sterke verhalen. Gewoon het hele gezin samen.'