Een uitgave van mats bv ©
DEPRESSIE
Jaargang II, 45
Als het maar blijft regenen, en de dagen willen niet langer worden en het is nog steeds te koud voor de tijd van het jaar, dan liggen de depressies voor het oprapen. Mijn gezin gaat er ook onder gebukt. Door een gebrek aan vitaminen en zon zijn we wat hangerig en klagerig, mopperig en jankerig.
'Een zonnekuur,' zegt mijn echtgenote, 'dat is wat wij nodig hebben.' Ze leest passages voor uit tijdschriften die ik zojuist gelezen heb of die ik zo meteen ga lezen. Dat van die zonnekuur had ik dus ook al gelezen, afgedaan als flauwekul en dat hoefde ik eigenlijk niet nog een keer te horen. Tussen ons in zitten twee kindjes speelgoed uit elkaars handjes te rukken. Maar elk brandje wordt vroegtijdig geblust. We laten niets escaleren.
Een hele rits warme zonsbestemmingen en korte stedenvakanties is de revue gepasseerd. Voor als we tijd en geld zouden hebben om te gaan, voor als we de lange vliegreis zouden aandurven met de kinderen of ze zouden willen uitbesteden bij wie dan ook. We hebben het geld niet, we durven het niet en we willen het niet. We blijven voorlopig nog wel even thuis, van binnen uit kijken naar de beslagen ramen. En soms werken we elkaar een beetje op de zenuwen. Maar daar gaan we inmiddels wel verstandig mee om, als gezin. We nemen afstand. Niet wiebelen, het golft vanzelf.
En dan gooit onze zoon roet in het eten van de vreedzame co-existentie, als het ware.
Midden in een zaterdagnacht zit hij luid gierend rechtop in bed naar lucht te happen. Met een vingertje trekt hij het boordje van zijn pyjama omlaag, hij snakt naar adem. 'Pseudokroep,' zegt de dokter van de doktersdienst als hij hem aan de draagbare telefoon heeft gehoord en hij stuurt ons de douche in. Stoom zal verlichting brengen, voorspelt hij slaperig.
Daar zitten we dan eigenlijk, ondanks de schrik, nog even lekker te stomen en te dampen, mijn zoon en ik. We bedaren allebei wat en hij krijgt weer lucht. En ik bedenk dat ik alleen even lekker met hem zit - althans langer dan twee seconden - als hem iets mankeert. Ik geniet desondanks van de troost die ik hem kan geven en hij mag voor één nachtje in het grote bed slapen.
Na drie moeizame nachten zit onze dochter 's ochtends rood te gloeien in haar bed. Zij heeft natuurlijk recht op haar heel eigen ritueel van 'och en ach'. Veel op schoot, lekker lang doorhuilen. En, vooruit dan maar, óók in het grote bed.
Tenslotte, we konden er op wachten, slaat mijn echtgenote rillerig de plaid om. Die hobbelt nog een dag door op pure onmisbaarheid maar gaat daarna beslist ook voor de bijl.
Griep over de volle breedte van mijn gezin en dus voel ik eens aan mezelf. In principe nooit te beroerd voor wat zelfbeklag, maar eigenlijk mankeer ik niks. Sterker nog: de we-moeten-wel-door-adrenaline heeft niet alleen de virussen uit mijn lijf verdreven. Ik ben in staat om de fiets te pakken en een netje sinaasappelen te gaan kopen.
De depressie trekt weg over de Noordzee.