Een uitgave van mats bv ©

EENKEER PER WEEK

Jaargang IV, 37

Nog een keer over die kippen. Even leek het er op dat ons kippenpaleis leeg zou blijven staan. De dochter bleek het namelijk een ideale plek te vinden om zich terug te trekken uit het drukke gezinsleven. Momentje voor haar zelf, even extra aandacht voor pop Sabrina. Maar inmiddels zijn de beoogde nieuwe bewoners er ingetrokken. Vijf kloeke hennen. Mét snavel, maar zonder haan. Wij zelf hadden het wat dichter bij de natuur gevonden als er een meneer kip bij had gezeten, omdat dat, zo hebben wij begrepen, vanzelf ook kuikentjes oplevert, maar in verband met gevaar voor burengerucht hebben we daar van af gezien. We hadden deze kippen voor het eerst gezien in dat Safaripark, waarvan we de naam niet zullen noemen. Stad en land hebben we afgezocht naar dezelfde kippen, maar we konden ze niet vinden. Toen hebben we zo lang doorgezeurd bij dat park, dat we daar een koppeltje mochten kopen. Waar vind je tegenwoordig nog zo'n aardig Safaripark. Daarom noemen we het ook niet, want straks staat iedereen daar op de stoep voor een stel kippen. En echt gebruikelijk is het natuurlijk niet, te oordelen aan de gezichten van de dames aan de kassa toen we vertelden dat we de kippen kwamen afhalen. Prachtig zijn ze, lekker donzig in de veren, lichtbruin en van een mooi kloek formaat. Maar niet bijster slim. Tot onze verbazing konden ze het nachthok niet vinden. Eerst dachten we dat de opening misschien te klein was, maar toen we ze er in gepropt hadden om te oefenen, waren ze er een, twee, drie weer uit, dus dat was het probleem niet. Dat had de bouwer van het hok ook gezegd: 'Je moet je voorstellen dat er een diepvrieskip doorheen moet kunnen, want de rest is dons en veren.' Toen ze de tweede avond ook niet naar binnen wilden, heb ik ze weer een voor een door dat gat gewurmd. En toen moest ik vanmorgen de kinderen er op los laten om ze er weer uit te krijgen. Vanavond is de derde avond, ik ben benieuwd. Mijn vrouw en ik zeiden al tegen elkaar: 'Weer een zorg er bij.'

Jammer dat we dat niet aan de vriendelijke meneer van dat park, dat we hier niet zullen noemen hebben gevraagd. Omdat we er van uit gingen dat die kippen vanzelf wel het verschil tussen dag en nacht zouden kennen en automatisch 'op stok' zouden gaan, zoals wij kippenbezitters dat noemen. Dat komt omdat we een beetje overdonderd waren door de informatie die we wel kregen. We vroegen ons namelijk af wat er met al die andere kippen zou gebeuren die er nog rondscharrelden.

'Wat denkt u zelf meneer?'

'Geen idee eigenlijk.'

'Wat denkt u dan dat onze cheeta’s eten?'

'Dat meent u toch niet...'

'Jazeker meneer, één keer per week.'

Wij hebben niet alleen kippen, wij hebben een goede daad gedaan. Wij rekenen uiteraard wel op flink wat eieren als wederdienst.