Een uitgave van mats bv ©

FLITSEN

Jaargang II, 23


'Ach jongen, die heb ik niet, geloof ik.'
Margriet heeft gebeld, of ik foto's heb van mezelf vroeger met Kerstmis en dat moet ik natuurlijk aan mijn moeder vragen die onze jeugdfoto's bewaakt als de schat van haar leven.
'Wij maakten vroeger niet zoveel foto's als jullie tegenwoordig.'
Dat klopt, zie ik, als we gezellig in de albums duiken, die we allebei al honderden keren hebben gezien. Met grote schokken schiet het door mijn jeugd heen en het is altijd stralend weer. Flitslampjes waren duur en onbetrouwbaar vroeger en dus werd ik door mijn vader op de foto gezet als het mooi weer was en als ik net een nieuw pakje had. Geen wonder dat menigeen zijn jeugd idealiseert: op de foto's en dus in de herinnering is het altijd zondag en altijd schijnt de zon. Wij hebben foto's van onze kinderen door weer en wind, modder en regen en alle seizoenen. Bij ons boven op zolder staat een hutkoffer boordevol foto's die niet eens de albums gehaald hebben die mijn vrouw zorgvuldig bijhoudt. En dan tel ik nog niet de kiekjes mee die we al in de winkel als mislukt hebben afgekeurd, want dat kan tegenwoordig ook. Dat haalde je vroeger niet in je hoofd, elke overbelichte vlek werd met Velpon voor de eeuwigheid ingeplakt.
'Maar ik weet het allemaal nog zo precies,' zegt mijn moeder. 'Als je vader het stalletje had opgebouwd, daar stond ik altijd even bij stil, dat staat in mijn geheugen gegrift.'
'En dan ging ik de boom halen op het veldje van meester Eigenraam,' val ik enthousiast bij.
'Ja, ja,' zegt mijn moeder, 'of deed je vader dat?'
'En elk jaar weer dat gemopper op de kaarsjes die niet rechtop wilden blijven staan.'
'Nou, dat viel wel mee, geloof ik,' herinnert mijn moeder het zich anders.
Maar dat weet ik nou nog precies, van die elektrische namaak-kaarsjes. Want afgezien van het feit dat ze niet rechtop wilden staan, waren ze wel van ouderwetse kwaliteit, want ik heb ze nu en ze doen het nog steeds, na al die jaren. En ze staan nog steeds niet rechtop.
En dat mijn zussen mij altijd pestten met de boom die ik zo zorgvuldig had uitgezocht. Dat hij te klein was of te groot, te kaal of juist te vol. En dat ik daar volgens mij toch iets van heb overgehouden, want nog steeds vergelijk ik de boom bij ons thuis met die van mijn zussen.
En we deden stichtelijke kersttableaus tussen de schuifdeuren. We liggen weer allebei in een deuk, mijn moeder en ik, bij de herinnering aan die ene keer, dat de ene zus bloedserieus de maagd Maria stond uit te beelden, terwijl de ander alles verstierde door als Joves - een opzettelijke verspreking van Josef, waarom ik me nog steeds kan bescheuren - moedwillig door de ezel te zakken, die door mijn jongste zus en mij onder een tafellaken werd gevormd.
Maar foto's hebben we niet, we moeten het doen met onze herinneringen en die zijn niet altijd meer hetzelfde, na al die jaren.
Stil bladeren we een tijdje door; totdat we bij de kleinkinderen komen.
'Maar het was altijd goed, altijd gezellig,' zegt mijn moeder als we het laatste boek dichtslaan.
Dat herinner ik me ook.