Een uitgave van mats bv ©

GELIJK SPEL

Jaargang III, 10

Mijn zoon en ik zijn boos. En we zeggen elkaar op luide toon de waarheid. 'Ik ben het goed zat, ' leg ik hem op de hurken uit, om meer indruk te maken. Op voorhand steek ik alvast een waarschuwende vinger op richting zijn zus. Dit is haar favoriete herhaalzin, maar nu moet ze er zich even niet mee bemoeien. Sensatiebelust als ze is, blijft ze wel een beetje in de buurt. Ze gaat dit van het begin tot het eind, van voor tot achter helemaal meemaken. 'Ga jij maar ergens spelen,' stuur ik haar weg, ik moet mij nu op mijn zoon concentreren. Mokkend trekt ze zich een metertje terug. Zo vaak wordt er bij ons per slot van rekening niet opgevoed. Daar zit hem natuurlijk ook de kneep, schiet het door me heen, we zijn te zachtmoedig voor deze kinderen, te begrijpend. We begrijpen ze nog eens voor galg en rad.
Zoals vanmiddag. Als het te lang stil blijft, ga ik maar eens kijken in de keuken. Om onverklaarbare reden blijkt het taartje dat toch keurig was weggezet, opeens op de grond te liggen. Op twee chocola-met-slagroom toeten prijkt een betrapte grijns. En dan kan ik me voorstellen dat ze eerst even lekker proeven voordat ze me komen vertellen dat de taart per ongeluk door onze zoon is gevallen. Helemaal fout! Ik moet me niks kunnen voorstellen. Ze verdienen een fikse uitbrander, allebei, doet er niet toe wie het gedaan heeft. Liefst eigenlijk een pak voor de broek. Zonder eten naar bed. Een week lang geen Pocahontas, Bambi of Alice in Wonderland. Maar ik begrijp en mopper een beetje voor de sier, dan grinniken we samen
wat en daarna gaan we gewoon over tot de orde van de dag. Pluk ik de jongen net op tijd uit de voorraadkast, waar hij altijd feilloos de aangebroken pakken weet te vinden. Ontfutsel ik hem de enige twee pandeksels die nog een handvat hebben van het tegen elkaar klengen. Vouw en stapel ik voor de zoveelste keer de theedoeken uit de lage keukenkastjes. Volg ik hem en het spoor limonade uit zijn tuitbekertje met een vaatdoekje. ‘Kijk nou een beetje uit,' roep ik hem na. Hij hoort me, blijft staan, doet veiligheidshalve een stapje achteruit, steekt het tuitbekertje vooruit en draait het triomfantelijk ondersteboven en trekt daarbij de grijns waarmee hij veel te vaak wegkomt. Deze keer dus niet! Maar in tegenstelling tot zijn zus, die je volledig in tranen kunt krijgen door één wenkbrauw op te trekken, is hij niet te imponeren door een uitbrander. Zelfs een heuse tik op de vingers doet hem niks. Vooruit, naar bed dan maar! Terwijl ik aanstalten maak om het licht uit te doen staat hij nog steeds luidkeels terug te schelden.
'Is het nu afgelopen?...' Ik draai me om en kom terug naar zijn bedje. Als door de bliksem getroffen laat mijn zoon zich in een vloeiende beweging van proteststand in slaaphouding vallen: kont omhoog, oogjes dicht.
Die geeft zich dus over. Alhoewel...Als ik zijn handje en de speen voor z'n mond wegtrek, zie ik weer die grijns.
We houden het maar op een gelijk spel.