Een uitgave van mats bv ©

HEEL VER

Jaargang VI, 17

Zwijgend fietsen mijn dochter en ik naast elkaar voort. We gaan nergens naar toe, want je hebt van die weekenden dat je overal al geweest bent en er dus eigenlijk niets te fietsen valt. Maar als je pas net kunt fietsen, wil je ook fietsen. Dus we fietsen. Nergens naar toe, maar wel heel ver, omdat ik dat beloofd schijn te hebben. Ik kan me dat niet herinneren, maar het maakt ook niet uit. Integendeel, ik heb er wel zin in.

Maar dan moet ze wel ophouden met mopperen dat papa altijd van alles belooft, en het nooit doet, want we zijn nou toch leuk onderweg met z'n tweeën? Ze ontdooit maar langzaam, maar ze heeft best wel een beetje gelijk. Er moet vaak zo veel in z'n weekend, maar er moet ook gefietst worden.

Maar al snel zit ze weer te stralen op haar fiets, want het is natuurlijk kneuter-gezellig met ons tweeën. Van al die eenzame rondjes op het plaatsje heeft ze techniek inmiddels grondig onder de knie. Stoepranden en zijspiegels van geparkeerde auto's worden behendig ontweken. Links is gewoon links en rechts gewoon rechts. Als we al een tijdje toeren, valt me op dat ik helemaal geen aanwijzingen meer geef. En alleen als we de grote weg oversteken, durf ik haar nog even in de kraag te vatten. Ze wordt prompt nijdig, ik moet haar onmiddellijk loslaten! Even dreigt het mis te gaan als we langs een hoge telefoontoren fietsen. Als je omhoog moet kijken hoe hoog die wel niet is, kun je niet tegelijkertijd rechtdoor fietsen. Een vervaarlijke slinger is het gevolg. En daar woont een vriendinnetje van school. Oeps, wel twee handjes aan het stuur houden.

Het wordt langzaamaan tijd om koers naar huis te zetten. Zullen we het bospaadje pakken?

'Nee papa, we moeten rechtdoor.'

'Maar ik dacht dat hierlangs misschien ook leuk was.' En korter, maar dat terzijde.

We zijn even afgestapt op een kruising. Allebei een beetje hijgerig, een beetje moe. En dan lopen de gemoederen makkelijk op. Haar besluitvaardigheid heeft er nauwelijks onder te lijden. 'We moeten rechtdoor,' en ze voegt de daad bij het woord.

'OK eigenwijs, maar door het bos is korter.' Het kind heeft het natuurlijk niet van een vreemde.

'Ik ben niet eigenwijs, ik ben gewoon slim.' Ook dat komt bekend voor.

Terwijl we weer een tijdje stil rechtdoor fietsen, overpeins ik dat we dit nog jaren zouden kunnen volhouden. Elke week een stukje verder en zo zou ik weer langzaam een beetje conditie kunnen opbouwen. En zij groeit elke week een stukje sterker. Ik zie ons al dolen door de dreven van onze woonplaats. De goede gesprekken tussen vader en dochter komen dan vanzelf.

Aan de andere kant: hoe lang zullen we haar broer nog aan de zijwieltjes kunnen houden? Vroeg of laat moet die natuurlijk mee. En hoe lang zal ze zelf naast haar oude vader willen fietsen? Of zelf haar fietspartner willen uitzoeken?

Tot dan was het even een geweldig vooruitzicht.