Een uitgave van mats bv ©
KONIJN
Jaargang III, 15
Als mijn moeder vroeger 'nee' zei, dan was het 'nee'. Behalve soms. In feite had ze twee verschillende 'nee's'. Er was een 'nee' waarvan je als kind wist dat je net zo goed ophouden kon met zeuren, dat was het onvoorwaardelijke nee, en dan was er het 'nee' met mogelijkheden. Dan hoorde je als kind iets in haar stem dat hoop gaf. Een onverbiddelijk en onherroepelijk 'nee' had mijn moeder bijvoorbeeld gereserveerd voor de voortdurende roep van ons kinderen om een huisdier, een hondje om precies te zijn. Dat was nee en dat bleef nee. Een hond, dat gaf alleen maar viezigheid in huis. En hoewel ze dat het ergste vond, zei ze er altijd meteen achter aan dat dat nog niet eens het ergste was, maar dat ze nu al kon voorspellen dat zij na een paar maanden degene was die het dier zou moeten uitlaten. Het was 'nee' en het bleef 'nee'. 'Al ga je op je kop staan,' was haar vaste slotopmerking en dan was de discussie gesloten. Een kanariepietje kreeg ik en dat was eigenlijk omdat ik die van een oom kreeg voordat mijn moeder het kon weigeren. Toen wij dat beestje op een zondagavond met de pootjes omhoog in zijn kooitje vonden, verdacht ik mijn moeder ernstig van een soort 'opgeruimd staat netjes'. Het gaf namelijk een beetje rommel op de keukenvloer, met zand en zaadjes, en wie moest dat altijd opruimen?
Konijnen hadden we wel, maar die kwamen niet binnen. Die zaten in een hok achter het huis. Maar als je het als jongetje eenmaal hebt meegemaakt dat je vlak voor Kerstmis om een boodschap wordt gestuurd en daarna de kooi leeg vindt en een dag later de pan vol, dan leer je wel af om een emotionele binding met zo'n beestje op te bouwen. Een jaar na die schokkende ervaring kon ik mijn vader al helpen met de slacht.
Ter compensatie van al dit onverwerkte jeugdleed heeft een bonte stoet van huisdieren mij in mijn zelfstandige jaren gezelschap gehouden. Ik heb vele vogels gehouden, inheems en uitheems, hamsters, cavia's glad- en ruwharig, konijnen die gewoon in de kamer mochten rondlopen, een geit, een lamme eend, hondjes en poezen, veel poezen. En met die poezen is het afgelopen. Toen we de laatste in de dierenambulance afgevoerd hebben zien worden, besloten mijn vrouw en ik dat het maar even genoeg geweest moest zijn. Een jeugdtrauma werd genezen verklaard. Toen mijn dochter en mijn echtgenote dan ook voor de etalage van een dierenwinkel een schattig hangoordwergkonijntje stonden te bewonderen, meende ik even flink te moeten zijn. 'Dat is nu even leuk, maar straks sta ik het hok schoon te maken en die beesten gaan om de haverklap dood en dat geeft allemaal maar verdriet en ze zijn trouwens te klein om met Kerstmis op te eten.'
Moet de geschiedenis zich nou blijven herhalen? Ga ik mijn zoon straks nog naar de kapper sturen omdat zijn haar te lang is?