Een uitgave van mats bv ©

KORT

Jaargang II, 50

Vandaag is de dag. Of toch niet? De omstandigheden lijken op het eerste gezicht ideaal. Mijn dierbare echtgenote zal zich niet eerder vertonen dan ergens halverwege de avond. Tegen die tijd liggen onze kinderen gevoed en gewassen en gestreken op bed. Ze slapen dan al en ze zal het licht niet aandoen om ze niet wakker te maken.
Ik hecht eraan om te benadrukken dat stiekem niet de normale gang van zaken is bij ons thuis. Als ik al zo flink ben om mijn echtgenote tegen te spreken, dan doe ik dat ook openlijk en ga ik de discussie aan. Als ik die dan verlies, weten we allebei weer waar we aan toe zijn. Meer dan ooit streven we ernaar de redelijkheid te laten zegevieren. We hebben tegenwoordig immers een voorbeeld te geven. Maar dat terzijde; bij grote aankopen en belangrijke beslissingen zoeken we de consensus. En zeker bij vergaande ingrepen aan de kinderen willen we eensgezind te werk gaan.
Dat ik nu dan toch besluit mijn eigen koers te varen, geeft aan dat het bij mij diep zit, heel diep.
Mijn zoon heeft nu eenmaal niet de schoonheid van zijn zus. Schoonheid in de zin van reinheid. Zij ziet er bijna altijd uit alsof ze net uit bad komt; een spoortje vocht in de buurt van haar neus is een 'vieze neus' die onmiddellijk moet worden afgeveegd. Hij heeft zelfs al weer een snottebel als hij net uit bad komt. Als ze waterpokken hebben, krijgt zij een pokje hier en daar en zit hij van top tot teen onder de spatten. Als ze allebei over dezelfde losse stoeptegel struikelen, krijgt zij een onzichtbaar verstuikinkje en hij een fraaie schram midden in zijn gezicht.
Dat geeft allemaal niks, het zal later vast wel bijtrekken en een beetje snot bij een knuffel maakt ons echt niet uit. Een leuke pet of trui maken ook al een heel verschil. Maar als we er zelf nog iets aan kunnen doen, moeten we dat niet laten, vind ik.
De schaar brandt in mijn handen. Het is me strikt verboden, maar de jongen loopt zo langzamerhand voor schoffie; z'n babyhaartjes hangen in z'n ogen. Hij is nu bezig aan zijn tweede boterhammetje. Zometeen moet hij weer 'ui', dat wil zeggen uit z'n stoel, en dan is er geen houden en knippen meer aan.
De eerste knip is meteen raak. Ik schiet misschien een tikje uit. Tot mijn verbazing vindt de jongen het allang grappig en dat geeft me moed.
Onder mijn handen speelt zich het klassieke verhaal af van de tafel, de poot die te kort was en de zaag. In ons geval: Mijn zoons babyhaartjes, een knip te kort en een schaar.
Vijftien minuten later is het over. De wolk met haren is gaan liggen. Een beetje beduusd en onzeker grijnzen mijn zoon en ik naar elkaar. Dit is vast wat mamma bedoelde. Hier heeft ze ons nog wel zo voor gewaarschuwd. Dit groeit niet in een week weer aan.
Oei!