Skip to content

mediamat

Tijdschrften – gedrukt en/of online – zijn altijd de passie en het ambacht geweest. In elke mogelijke functie, van leerling journalist tot hoofdredacteur, van uitgever tot freelancer. Voor en bij een keur aan opdrachtgevers en eigen titels. Maar dat heeft me er nooit van weerhouden om over alle andere mediatypen gevraagd en ongevraagd een mening te ventileren.

SEX

 


Midden in de brede maatschappelijke discussie over sex en geweld op televisie, weer eens opgelaaid naar aanleiding van de filmkeuring, vraagt mijn vrouw mij af of we er ook niet eens uitgebreid met de kinderen over moeten praten. Ik weet niet. Bij ons thuis wordt over van alles en nog wat gepraat en over weinig dingen stiekem gedaan. Waar de kinderen vandaan komen en hoe dat in elkaar steekt, om het maar eens zo te formuleren, weten ze precies. En ook dat je daarvoor minstens net zo veel van elkaar moet houden als pappa en mama, want wij verbinden er graag nog een beetje romantiek aan. En wij hebben ook nadrukkelijk verteld dat iedereen het wel steeds tegelijkertijd over sex en geweld heeft, maar dat die twee woorden helemaal niets met elkaar te maken hebben als het goed is. Ik heb het idee dat we daarmee even genoeg verteld hebben, want ik herinner me nog van vroeger dat het ook wel een beetje ongemakkelijk is als je steeds meer verteld wordt dan je wil weten. Alhoewel, toen ik begon te puberen had ik met mijn vriendjes op kostschool een soort wedstrijd wie het vaakst ongemakkelijk kon worden voorgelicht door een van de paters. Maar dat waren andere tijden. En mij dunkt ook dat je als ouder toch nooit helemaal kunt voorkomen dat ze sommige dingen eerder op straat en schoolplein horen dan van jou.

Ik heb pas nog een voorzetje gegeven: ‘Zullen we het eens uitgebreid over sex hebben jongens?’ ‘Nee hoor papa, dat weten wij allemaal al lang,’ houdt Elma de boot af zonder haar ogen van haar favoriete tv-programma af te wenden. En om duidelijk te maken dat hij ook niet van gisteren is, legt Simon het allemaal nog één keer heel duidelijk uit.

Zo bedoelt mijn vrouw het niet, dat begrijp ik heus wel. Er is meer dan alleen maar biologie en vroeg of laat, en niet te vroeg en niet te laat, wil ze een goed moeder-en-dochter-gesprek hebben. Daar ben ik het natuurlijk mee eens. Normaal ben ik erg gespitst op emancipatie en zo en ik vind dat vader en moeder uitwisselbaar moeten zijn, maar op dit terrein nou net niet. Sommige dingen moeten meiden gewoon van hun ervaringsdeskundige moeder horen. En ik vertel te zijner tijd onze Simon alles tijdens een lange boswandeling of een ingewikkeld modelbouwvliegtuig.

‘Dan moet je het ook helemaal echt doen,’zeg ik. ‘Dan ga je met z’n tweeën de stad in en neem je een taartje in de lunchroom van V&D.’ Ik weet niet eens of V&D nog een lunchroom heeft, maar het gaat om het idee. Het kan natuurlijk ook tijdens de afwas of het overhoren van het huiswerk.

‘Weet je trouwens wat het wereldrecord zoenen is, papa?’ Nou we het er toch over hebben. ‘Vijf-en-een-halve dag!’

Dat is ook heel belangrijk om te weten.

TARZAN


 

Simon is uitgenodigd voor de verjaardagspartij van twee vrienden tegelijkertijd en dat belooft dan ook meteen het evenement van het seizoen te worden. Ze gaan op survival. Survival is Engelse nieuwerwetsigheid, maar in feite zo ongeveer vergelijkbaar met het goed Nederlandse begrip dropping. In beide gevallen worden de slachtoffers of deelnemers ergens in het wild aan hun lot overgelaten en erg vies. Bij een dropping is het meestal donker en moet je maar zien dat je de weg terug vindt, waarbij je over het algemeen de neus maar in de wind hoeft te houden omdat de snert al klaar staat bij het eindpunt. Bij een survival is het meestal klaarlichte dag maar wordt je onderweg naar huis gehinderd door allerlei min of meer natuurlijke hindernissen. Bij een survival staat de snert niet klaar, maar moet je eigenlijk onderweg zelfgevangen kippen doodbijten en boven een geïmproviseerd kampvuur roosteren. Dat gedeelte hebben ze voor de jongens overigens overgeslagen, er is voor iedereen achteraf patat. Eigenlijk hebben een dropping en een survival dus als belangrijkste overeenkomst dat je er erg vies van wordt. En er is nog een overeenkomst: het gaat altijd door, ongeacht het weer. Sterker nog, sommigen vinden het leuker naarmate het weer slechter wordt. De uitnodiging voor deze survival-partij gaat vergezeld van onheilspellende instructies. Niet alleen wordt je geacht je kind te sturen in zijn oudste kloffie, maar daarvan moet je ook nog een complete reserve-set meenemen. Tot en met de onderbroek. Dat op de dag zelf een waterig zonnetje wordt afgewisseld en opgeleukt door sneeuw-, hagel- en regenbuien mag de pret dan ook niet drukken, integendeel.

Wij vinden alles best. Wij hebben in het verwarmde winkelcentrum namens alle gasten de gezamenlijke cadeautjes gekocht en die leveren we samen met Simon bij de feestvarkentjes af. En dan vlug terug naar de open haard. Omdat we hem gebracht hebben, hoeven we hem niet te halen en dat is slim bekeken van ons, want we hebben beige vloerbedekking in de auto en dat willen we nog even zo houden.

Als hij na afloop wordt teruggebracht, zetten we er kort de brandslang op en dan kan hij meteen naar bed.

De verhalen komen dan later. Bijvoorbeeld de volgende dag als er een nabespreking is met een vriend die ook was uitgenodigd, bij ons aan de eettafel. Dan blijkt dat Simon zich vol overgave in de modder en blubber heeft gestort, zoals ons ook al gebleken was uit zijn kleren, die we na afloop onmiddellijk hebben moeten afmaken, en dat die vriend – normaal niet voor een kleintje verveerd – het eigenlijk maar een koude, natte en vieze bedoening heeft gevonden.

Nou ja, ieder zijn meug, denken wij en even later hebben we het alweer over iets heel anders, namelijk wat iedereen later wil worden.

‘Nou,’ zegt Elma, die zich tot nu toe een beetje afzijdig heeft gehouden in het gesprek, ‘jij zult later in elk geval geen Tarzan worden, hè Bart?’

 

BLIJVEN OEFENEN


 

Na jaren van creatieve armoede en woestenij, heb ik weer gitaarles. Elektrische gitaar natuurlijk, want zolang het nog niet goed is, kan het in elk geval hard. Natuurlijk is dat best een beetje belachelijk voor een man van mijn leeftijd en zeker heeft dat ook heel erg met de midlife-crisis te maken, maar ik had ook een Harley Davidson motorfiets kunnen aanschaffen en dat is een stuk gevaarlijker. En behalve de gitaar doe ik er niemand kwaad mee omdat ik bij voorkeur oefen als niemand thuis is. Mijn leraar is een bijzonder mens. Net als mijn gehele gezin en vele gitaarleraren vóór hem, moet hij soms twijfelen aan mijn talent. Hij laat het niet merken en benadrukt mijn wilskracht en hardnekkigheid. Blijmoedig luistert hij wekelijks naar mijn eigen interpretatie van de oefenstof, beweert glashard dat ik erg vooruit ga en doet het dan nog één keer voor. Een koppig mens is het ook. Ik heb de indruk dat hij zich heeft vastgebeten in mij, zijn grootste uitdaging tot nu toe, en dat hij niet zal rusten voordat hij mij een redelijk repertoire eenvoudige songs voor bij het kampvuur heeft bijgebracht.

Aan mijn gezin heb ik niets. Normaal zijn ze hun pantoffels en het huis niet uit te branden, maar als ik naar mijn gitaar grijp, moeten opeens de kippen gevoerd of een boodschap gedaan aan het andere eind van het dorp. Alleen Simon, die weet wat het wil zeggen om elke dag te moeten oefenen, kan er wel respect voor opbrengen dat ik dat elke dag vrijwillig doe. Simon en ik houden naar elkaar toe ook de illusie levend dat wij ooit samen zullen optreden voor de rest van het gezin en dat we ze dan met stomheid zullen slaan en niet alleen omdat we zo hard spelen. De laatste tijd hoor ik Simon niet meer zo vaak over dat plan en dat heeft vast te maken met zijn vorderingen op de piano. Zijn juf is natuurlijk niet veel beter dan mijn leraar, maar waarschijnlijk heeft zij een meer getalenteerde leerling. Als ik zijn kleine vingertjes een horlepiep zie dansen op het toetsenbord en ik kijk vervolgens hoe mijn eigen stramme vingers in de war raken met de vlijmscherpe snaren van mijn gitaar, zakt me de moed wel eens in de schoenen.

Maar ik heb volgehouden en in het diepste geheim een daverende verrassing voorbereid. Ik heb in Simons pianoboek een lied gevonden dat daar ‘Zonsopgang’ heet en dat wij kennen als ‘Morning has broken’ van de reclame voor het Wereld Natuurfonds op de televisie. Mijn leraar heeft daar een buitengewoon eenvoudig accoordenschema bij verzonnen en dat heb ik enkele maanden geoefend. Met een blik waarin ik tegelijkertijd blijde verwachting en hoopvol ongeloof lees, schuift Simon zijn kruk naar de piano voor onze eerste gezamenlijke repetitie. Een paar noten later heeft die blik plaatsgemaakt voor plaatsvervangende teleurstelling voor mij.

‘Nou papa, eerlijk gezegd vind ik het nog niet zo heel goed klinken. Misschien moet je nog eens vragen of je het zo wel helemaal goed doet. Ja, sorry hoor, maar ik heb ook heel lang moeten oefenen voordat ik zo goed was.’

Achter de gesloten deur van de kamer hoor ik mijn vrouw en dochter discreet wegschuifelen.

VOORJAAR


 

Dit keer was het me wel gevraagd, maar was het antwoord niet afgewacht. Een heel huwelijk lang wil mijn vrouw al op wintersport en even lang heb ik dat vakkundig weten af te houden. Maar nu de kinderen de ski-gerechtigde leeftijd hebben bereikt en van vriendjes horen dat het wel eens leuk zou kunnen zijn, is er geen houden meer aan. Ze gaat en ze neemt de kinderen mee. En wat doe je dan, als hoofd van een gezin dat zich in de gevaarlijkste van alle vakantie-avonturen gaat storten? Je gaat van arren moede maar mee. Had van haar niet gehoeven, maar mag best, als ik me maar positief opstel. Dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Als Zuiderling hou ik niet van sneeuw en koud en vind ik glijden – op latten of ijzers – een onnatuurlijke manier voor de mens om zich voort te bewegen. Als een berg hoger is dan de Cauberg – zo’n 300 meter – vind ik het eigenlijk al meteen aanstellerij.

In Zwitserland stikt het van dergelijke  bergen, dus daar ging het naar toe voor onze wintersportvakantie. Ik vraag me wel eens af wat dat betekent voor de volksaard en mentaliteit als je horizon nooit verder reikt dan de volgende berg, maar dat geheel terzijde.

Laat ik voorop stellen dat ik me buitengewoon positief heb opgesteld, mijn vrouw zal het beamen. Zelfs toen het 22 graden vroor, midden in een sneeuwstorm, boven op de Matterhorn, kwam er geen onvertogen woord over mijn stijfbevroren lippen. Mijn uitmonstering was natuurlijk in orde. In een gerenommeerde zaak, maar wel in de uitverkoop, had ik een modieus zwart tweedelig pak en bijbehoren aangeschaft. Ik vond het een hele opluchting te merken dat de strakke fluoriscerende pakken-aan-een-stuk uit de mode bleken. Het feitelijke ski-gereedschap hebben we ter plekke gehuurd voor een bedrag waarvoor ik dacht dat we het gekocht hadden.

Het valt niet mee om je als volwassen beginner, met respect voor eigen lijf en leden een houding te geven op zo’n berg. Om steeds opnieuw door de leraar of een Sint Bernhard te moeten worden uitgegraven, terwijl de rest van je klasje al lang weer in het dal is aangekomen. Om van diezelfde leraar te horen te krijgen dat privé-les het enige is dat jou misschien nog kan helpen. Om op de laatste dag – als je denkt dat alles voorbij is, maar je nog zonodig een tochtje moet maken met het hele gezin en een vriendin en haar zoon –  te moeten constateren dat je kinderen wel iets hebben opgestoken van de lessen en je links en rechts voorbijschieten.

Naar mijn gevoel ben ik van elke berg in Zwitserland afgedonderd, -gevallen, -gekukeld en gedaald, soms ook óp de ski’s. Bont en blauw ben ik en van de inwendige kneuzingen en spierpijn kan ik nog steeds niet goed lopen hoewel ik twee keer buitengewoon pijnlijk ben gemasseerd door een hardvochtige Zwitserse.

En nu wil iedereen weten of we volgend jaar weer gaan.

Laat het eerst maar eens voorjaar worden.

Mat Heffels

Toggle Content