Een uitgave van mats bv ©
MENU
Jaargang VI, 43
Waarom was vroeger woensdag altijd gehaktdag? Dan hoefden moeders tenminste één dag in de week niet na te denken over wat de pot moest schaffen. Wij aten vroeger op woensdag altijd macaroni, geloof ik, met inderdaad gehaktballetjes. Ik praat nu over de tijd dat mijn zussen al het huis uit waren en dat mijn vader en ik dus in de meerderheid waren. Omdat wij allebei buitengewoon chagrijnig konden zijn als we iets niet lustten, kregen we toen meestal te eten wat we lekker vonden. Mijn moeder hield zelf helemaal niet van macaroni, maar zij kon op woensdag dan dingen eten die mijn vader en ik niet lustten. Gekookte schorseneren of zo. Op vrijdag aten wij altijd friet, want dan kookte mijn vader, en dat was nu eenmaal zijn specialiteit. Voor de rest volgden we zo'n beetje de seizoenen omdat we geen diepvriezer hadden, met boerenkool in de winter als hoogtepunt en tuinbonen in de lente als erkend dieptepunt. Meer dan eens verzuchtte mijn moeder dat het koken zelf niet zo'n probleem was, maar telkens weer wat verzinnen. Vandaar ook dat ze, naarmate wij ouder en mondiger en eigenwijzer werden, omwille van de lieve vrede steeds vaker in herhaling viel. In ruil daarvoor waste ik dan wel af. Zoals gezegd, ik heb het over de tijd dat mijn zussen al het huis uit waren.
Mijn vrouw kookt nog niet zo lang voor ons en bovendien wordt de ongeëmancipeerde manier van commentaar geven van mijn vader en mij tegenwoordig niet meer gepikt, dus ze experimenteert nog. Dat gaat vaak goed. Via onze subtiele aanwijzingen wordt zo zelfs regelmatig een nieuwe favoriet geboren ter afwisseling van friet, pannenkoeken en macaroni.
Maar het houdt niet op. Er lijkt geen einde te komen aan de vindingrijkheid van kooktijdschriften en mijn dierbare echtgenote gaat het avontuur niet uit de weg.
Zo kon het gebeuren dat wij vandaag roodbaars met venkel en aardappelpuree uit de oven voorgeschoteld kregen. Een tip van een culinair blad dat blijkbaar ook even uitgefantaseerd was.
'Dit wil ik nooit meer eten,' stelt mijn zoon plompverloren, terwijl hij heus wel weet dat hij toch zijn bordje moet leegeten.
'Ik vind het helemaal niet lekker, maar ik eet het toch op.' Zijn zus formuleert dezelfde gedachte iets subtieler.
'Hoe zal ik het formuleren...,' begin ik voorzichtig, maar dat is al duidelijk genoeg.
'Jullie zijn een stelletje zeurpieten en jullie eten gewoon allemaal je bordje leeg. En jij gaat weer eens wat vaker koken.' Dat laatste is tegen mij en natuurlijk mijn verdiende loon.
'Ik vind het trouwens best smakelijk. Ik bewaar de rest voor morgen. Zonde van de dure vis.'
We begrijpen dat mama een punt wil maken, maar van ons hoeft ze zich niet zo flink te houden.
Gelukkig brengt Sylvester uitkomst. Terwijl wij het toetje nuttigen slaat hij in de keuken zijn slag. Vanwege de roodbaars neemt hij de venkel en aardappelpuree voor lief, de ovenschaal is leeg. Luid spinnend maakt hij het vrouwtje duidelijk dat het recept wat hem betreft voor herhaling vatbaar is. Het kan haar avond niet redden.