Een uitgave van mats bv ©
RIJMEN EN DICHTEN
Jaargang V, 18
Een belangrijk onderdeel van de opvoeding van moderne kinderen is de achterbanktraining. Concentratie achter het stuur is belangrijk in het verkeer en die neemt snel af met een paar jengelende kinderen op de achterbank. De grappen zijn bekend. 'Zijn we er al bijna?' als we net de straat uitrijden. Een straat verder: 'Ik moet plassen.' Weer een straat verder: 'Is het nog ver?' Een beproefde tactiek van veel ouders is om gewoon niet te reageren en de aandacht proberen af te leiden. Zo doen wij dat ook. Alleen als onze zoon aankondigt dat hij een beetje misselijk is, nemen we maatregelen. Vaak is het al genoeg om een bakje onder zijn neus te houden, dan hoeft het meestal niet meer. Soms moeten we naar de kant en dan zijn we soms net op tijd en soms niet. Dat laatste is erg, want de lucht blijft nog maanden hangen in de auto. Dat is ook de reden dat de jongen vaak voorin zit, maar we weten eerlijk gezegd niet zeker of dat wel mag van de politie en bovendien komt dat de verkeersveiligheid ook niet ten goede omdat de jongen nou eenmaal de neiging heeft om mee te sturen. Natuurlijk laat mamma zich ook niet steeds naar de achterbank verbannen en dus proberen we het met de spelletjes waarmee ze ons vroeger kalm hielden.
Dat gaat niet goed. Ik zie, ik zie wat jij niet ziet en we reden er vijf minuten geleden voorbij, dus jij ziet het pas weer op de terugweg, maar dan is het donker. Ikzelf deed altijd automerken raden, en daar ben ik nog steeds erg goed in, maar ook daar zijn ze blijkbaar nog wat te klein voor. Dan kiezen we een kleur auto en wie het eerst die kleur ziet, mag een nieuwe kleur kiezen en zo gaat dat door. Dat gaat even goed totdat de zoon een kleur mag uitkiezen hoewel hij niet het eerst de rode auto zag. Dan kiest hij paars met groen, want dat zijn voor het moment even zijn lievelingskleuren, maar je kunt hele dagen rondrijden in dit land zonder een paars/groene auto te zien. Dus dat is dan wel het einde van dit spelletje.
'Weet je wat rijmt?' zegt hij dan, 'Mat - patat.' We laten dit even gebeuren hoewel we bijna zeker weten dat het al snel zal misgaan.
'Snoep - poep.' Zoals gezegd. In snel tempo vormen de rijmwoorden elkaar op. Het jongetje weet dat hij geen stilte moet laten vallen omdat er dan iemand ingrijpt. Mamma bijvoorbeeld, die vindt dat het zo wel genoeg is, of zijn zus, die wat anders wil spelen. En inderdaad, als hij even naar adem moet happen, grijpt laatstgenoemde haar kans.
'Weet je wat ook rijmt?' vraagt ze theoretisch, met een flinke dramatische lading. De hele auto houdt de adem in. 'Dat zei ik laatst tegen iemand,' voert ze de spanning op. Alleen het monotone gebrom van de auto is te horen. Nu gaan we het krijgen.
'Wilt u hier even op passen, want ik moet heel nodig plassen.'