Een uitgave van mats bv ©
SAMEN
Jaargang IV, 41
Ons kerststalletje is een uitgeholde televisie. Aan de buitenkant is hij helemaal goud geverfd, aan de binnenkant bekleed met plankjes en balkjes, net een oude schuur. Met goed gecamoufleerde kerstboomlampjes wordt het stalletje romantisch verlicht. Op de vloer wat hooi en het is een heel knus onderkomen voor het kindje Jezus, die onderdeel uitmaakt van de complete kerstgroep die ik vorig jaar in een uitdragerij op de kop heb getikt. Zo goed als nieuw, met slechts hier en daar een oortje van een schaap of de neus van een herder afgebroken. Vorig jaar is het er niet van gekomen, maar dit jaar wil mijn echtgenote de figuurtjes met verf en penseel opkalefateren. Een voor een komen ze uit het krantenpapier. We hebben als gezin nauwelijks een traditie op dit vlak, maar zo gaat dit in elk gezin en zo zal het voortaan elk jaar bij ons gaan. De kranten zijn van januari dit jaar en ze ruiken naar Kerstmis vorig jaar. Zo raken we in de stemming.
'Zo,' zegt onze dochter, 'weer allemaal samen.' Het gezin Van Nazareth met vrienden en bekenden staat voltallig op onze keukentafel en schudt zich de dennenaalden van vorig jaar van de schouders. We hebben ze bij het uitpakken al gegroepeerd zoals ze uiteindelijk in de stal worden opgesteld. Maria voor de kijkers rechts van de kribbe, Jozef links. Os en ezel op de achtergrond. Her en der, achteloos, herders en schapen. De Wijzen uit het Oosten, hun bediende en hun kameel op 10 dagen gaans.
'Ja,' zeg ik, 'dat dacht Jozef ook toen Jezus eindelijk geboren was. 'We zijn tenminste samen.''
Zelf vader van een gezin, probeer ik me voor te stellen hoe die timmerman zich gevoeld moet hebben. Op elke deur hebben ze geklopt, in elke herberg hebben ze gevraagd, maar nergens was er plaats voor de nacht. Hij heeft nog geluk gehad met deze stal, vindt hij zelf. Het is gelukkig allemaal vlot gegaan met de bevalling en Maria en het kind maken het goed. Ze hebben want spullen gekregen van de herders, het stro is zacht en de lijven van de os en de ezel zorgen voor wat warmte in de nacht. Ze hebben elkaar, ze zijn samen, morgen zullen ze verder zien.
Het is een goed moment en ze hebben de leeftijd om zo zoetjesaan eens aan het kerstverhaal te beginnen. En dat is heus niet zo eenvoudig als het klinkt vooral omdat het hele verhaal van de dertig jaar na die eerste Kerstmis en wat dat betekende voor alle eeuwen daarna nogal zware kost is. Maar het verhaal van die nacht laat zich goed vertellen. Dat daar een bijzonder kind geboren werd. Dat elk kind dat geboren wordt, bijzonder is omdat zijn ouders zo veel van hem houden. En dat het wel eens mis gaat, dat je elkaar kunt verliezen, als het oorlog is bijvoorbeeld. Dat Jozef daarom ze blij is dat ze samen zijn. Hun kan niks gebeuren.
En wij blijven ook altijd bij elkaar. Want het moet wel goed aflopen, ze moeten zich wel veilig voelen.
Het is best nog wel een heel verhaal en onze zoon moet zich dan ook even afreageren.
'Zo, even filmpje kijken,' ginnegapt hij terwijl hij pontificaal achter het kerststalletje plaatsneemt als achter de televisie. Misschien wat te hoog gegrepen voor hem, maar zijn zus denkt nog na.
Voor haar, die haar twee goudvissen-in-een-kom 'Samsam' noemt, is 'samen' een herkenbaar begrip. Toen ook onze tweede poes een auto-ongeluk kreeg, troostte ze zichzelf en ons met de opbeurende gedachte dat onze twee poezen nu tenminste weer 'samen' waren. Onze dochter verzamelt haar dierbaren graag om zich heen. Zeker als het feest is.
'Mogen de kippetjes ook bij ons binnen als het Kerstmis is?'
Ik begrijp de vraag, al komt hij wat onverwacht. Onwillekeurig denk ik aan mijn konijnen vroeger, die wel binnen mochten met Kerstmis, maar alleen nadat ze hun voeten hadden geveegd en hun jasjes uitgedaan.
'Ik denk dat ze het liever onder elkaar vieren, schat,' meen ik, 'bij hun in het kippenhok.'
Ze knikt, dat begrijpt ze ook wel, en ze zucht. Het zijn de donkere dagen voor Kerstmis en we zijn wat weemoedig. Mijn vrouw komt met de thee en de limonade.
'Mag ik bij jou op schoot, pappa?'