Een uitgave van mats bv ©

STOUT

Jaargang II, 6

Vanochtend was ze stout. Tegensputteren bij het aankleden, bordje pap niet lusten en als het op is, huilen dat ze nog meer honger heeft. Het begon eigenlijk al gisteravond. Ze huilt wel vaker even als ze moet gaan slapen, maar nu ging ze zo lang door met dreinen dat ik uiteindelijk een half uur naast haar bed heb gezeten om haar tot bedaren te brengen. Je weet dan niet wat er aan de hand is; het kunnen tandjes zijn of misschien wel een kinder-nachtmerrietje of een buikkrampje. Onwillekeurig maak je je zorgen. En dan plotseling slaapt ze in en voel je je toch een beetje beetgenomen.
'Blij dat dat wonderkind van jou wat normale trekjes begint te vertonen,' zult u zeggen, en u heeft gelijk, want het is natuurlijk niet meer dan normaal dat ze wel eens lastig is zonder aanwijsbare reden.
Maar vandaag kwam het gewoon niet uit. Ik had een afspraak buiten de deur en was al aan de late kant. Omdat mijn dochter daar geen boodschap aan had en gewoon de volle aandacht voor haar chagrijn opeiste, hadden we ons eerste echte conflict. Misschien heb ik mijn stem wel wat meer verheven dan nodig was, misschien heb ik haar wel wat kordater aangekleed dan gebruikelijk en misschien had ik wel wat te weinig geduld met het voeren van de pap.
In elk geval dreinde ze nog toen ik haar overleverde aan de oppas, die ze normaal heel lief vindt, maar waar ze nu ook niets van moest hebben. Ze wilde ook geen afscheidskus en toen ze er toch een kreeg, smaakte hij zout van de tranen.
En nu is het al weer bedtijd en sta ik in de file op weg naar huis, met een auto vol schuldgevoelens. Ik had liever moeten zijn, meer geduld moeten hebben. Ik had deze afspraak nooit belangrijker moeten vinden dan het verdriet van mijn dochter. Ik had het eerst goed moeten maken.
'A-10 Ringweg Amsterdam, tussen de afslag Osdorp en de afslag Rai, 3 kilometer..,' meldt verkeerscentrale Driebergen droog; dat is mijn file. Drie kilometer betekent dat ze slaapt voordat ik thuis ben. Risico's nemen heeft nooit zin en nu dus ook niet. De medeweggebuikers gaan echt niet voor mij opzij, zelfs al zouden ze weten dat er in mijn geval echt sprake is van een noodgeval. En als puntje bij paaltje komt, kan ik het nog beter morgen goed maken dan nooit meer. Maar ik rijd natuurlijk toch veel te hard als de weg eindelijk vrij is.
'Ze ligt er net in en ze is nog wakker,' zegt mijn vrouw, die in één oogopslag heeft begrepen dat ze nu niet in de weg moet gaan staan voor de bij ons nog steeds gebruikelijke welkom-thuis-kus. Inderdaad ligt ze nog met de ogen wijd open. Achter de speen krullen haar mondhoeken omhoog in een brede grijns als ze me ziet. Dan zucht ze eens diep en draait ze zich om. Pappa is thuis, alles is goed, ze kan gaan slapen.