Een uitgave van mats bv ©

STUKJE STUREN

Jaargang V, 19

'Zo,' komt mijn zoon zelfvoldaan melden, 'Superbroertje heeft zijn zusje gered.'
Wij kunnen op enige afstand niet beoordelen wat zich precies heeft afgespeeld, maar voor de zekerheid check ik eerst even of mijn dochter een en ander overleefd heeft. Zijn ongevraagde enthousiasme kan onverwachts aankomen. Zelfs als hij niets in zijn schild voert, wat niet al te vaak voorkomt, kunnen de twee zwaarden waar hij voortdurend mee rondwappert, je lelijk treffen als slachtoffer in spe.
Als deze ridder je komt redden is de remedie soms erger dan de kwaal. Nou is het ook weer niet zo dat álle schrammen en blauwe plekken op zijn zus voor zijn rekening komen. Dat zijn er te veel, dat kan een ridderjongetje niet alleen op zijn geweten hebben. Die blauw-geel-groene plek midden op haar voorhoofd, bijvoorbeeld, komt van de spiegel op balletles. Toen was haar broer niet eens in de buurt.
Maar mijn dochter zit een stukje verder vredig en tevreden met de plaspop te spelen, niets aan de hand. Zo te zien hebben noch zij, noch Sabrina nadelige gevolgen van de reddingsactie ondervonden.
'Goed gedaan jongen,' prijs ik mijn zoon dan ook voorzichtig, onwillekeurig toch nog op zoek naar een addertje onder het gras.
'Ja, ja,' wendt ridderbroer zich nu tot zijn jonkvrouwe zus, 'ik vind jou lief.' En dreigend stapt hij op haar af en bedelft haar onder een dikke laag natte kussen. Giechelend, met hoog opgetrokken schouders laat ze het gebeuren, ze is opmerkelijk goedgemutst.
Maar pappa moet niet gaan staan lachen. 'Dat is vies hoor,' moppert ze met een scheef lachje. 'Met die vieze snoepmond, bah, hartstikke vies.' Dat was natuurlijk het addertje onder het gras, hij wilde zijn plakmond van winegums ergens aan afvegen.
Inmiddels heeft hij zijn zinnen al weer verzet.
'Gaan we een stukje rijden, papa? Gaan we een stukje rijden? Gaan we een stukje rijden?'
'Jongetje?'
'Ja pappa?'
'Alles maar één keer zeggen.'
'Ja pappa, gaan we een stukje rijden, pappa?' De telling kan op elk willekeurig moment ingaan.
We gaan natuurlijk een stukje rijden. Met haar ging ik blokjes om, met hem rij ik nu en dan een stukje. Ik rijd en hij kletst, aan één stuk door. De jongen is de hele dag buitengewoon aanwezig. Ik vind dat niet onplezierig. Ik hoor hem graag praten op het geluid van de banden op het asfalt en het sonore gebrom van de machtige 8-cylinder motor van mijn oude auto vóór ons. Ik kan zelf volstaan met een instemmend gemompel, een opgetrokken wenkbrauw, een klak van de tong.
'Mag ik straks sturen, pappa, mag ik straks sturen, mag ik...'
'Wat zei ik nou net?'
'Ja, ja, alles een keer zeggen, mag ik straks sturen, pappa?'
Natuurlijk mag hij bij pappa op schoot, driftig meesturend, de auto in de garage helpen zetten. Zo lang zal het niet duren dat hij op een zaterdag om de sleuteltjes komt vragen, overdrijf ik sentimenteel. We draaien de sleuteltjes om, de auto tikt nog een paar keer na en dan wordt het stil in de garage...
Van zoveel mannengeluk moeten we allebei zuchten.