Een uitgave van mats bv ©
SYMBOLIEK
Jaargang I, 21
Dit jaar hebben we het zo kunnen plooien dat we alleen thuis zijn met Kerstmis. Met z'n drieën dus. En we verheugen ons erop. Al jaren achter elkaar ontvangen onze families ons met open armen, maken het warm en gezellig en feestelijk, geven ons het gevoel dat we bij elkaar horen. Kostbare avonden met je dierbaren. Maar dit jaar laten ze ons alleen, onze eerste Kerstmis als gezin.
De voorbereidingen zijn de voorpret. Blijmoedig sluiten we aan in lange rijen in de winkels. In de geest van de tijd doen wij het ook wat minder overdadig bij de maaltijden, maar we realiseren ons dat we bevoorrecht blijven in vergelijking met anderen.
Hét symbool van het feest, de boom, regel ik zorgvuldig zelf. Als negenjarige was ik daar bij ons thuis al verantwoordelijk voor en stelde ik veel eer in die klus. Die bomen kwamen van het bos-veldje van een onderwijzer van de lagere school. In mijn herinnering dwaalde ik uren over dat veldje voordat ik precies de juiste boom had, die de onderwijzer vervolgens omzaagde. Verser kon het niet. De boom met kluit is iets van de laatste tijd, dat kenden we toen nog niet. Toen waren er gewoon nog bomen genoeg.
Thuis gekomen kreeg ik dan van mijn zussen één voor één kritiek. Hij was te groot, te dun, te dik, maar nooit goed. Achteraf weet ik dat dat bij ons Kerstmis-ritueel hoorde. Mijn moeder vond hem altijd precies goed. Mijn vader timmerde de boom op een kistje, zodat hij recht bleef staan. Vervolgens prutste hij zuchtend en mopperend met de lampjes, die nooit, als echte kaarsjes, mooi rechtop wilden blijven staan. Ik hielp. Als alles stond en brandde, mochten de meiden de boom versieren.
Zo gaat het bij ons nu precies hetzelfde. Ik zoek in mijn eentje de boom uit en breng daarbij de handelaar tot wanhoop door tenminste een half uur te keuren. Thuis zet ik hem rechtop en worstel ik de kaarsjes erin. Geloof het of niet, het zijn dezelfde kaarsjes als die waarmee mijn vader al ruzie had. Als alles staat en brandt, mogen de meiden hem versieren.
Dat wil in ons geval zeggen, mijn vrouw versiert en mijn dochter kijkt ademloos toe en graait naar de lampjes, de ballen, het engelenhaar.
"Mooi hè," zegt mijn vrouw, "allemaal voor het kindje Jezus."
Dat begrijpt ze niet, want die kent ze niet. Ze begrijpt nu misschien alleen dat het feest is. Wiens verjaardag het eigenlijk is en waarom we die zo vieren, hoeft ze nu nog niet te begrijpen. Als we zo ver zijn, hebben we heel wat meer uit te leggen dan de symboliek van de kerstboom en het verhaal van een meneer en een mevrouw die een kindje kregen in een stal in een ver vreemd land.
Nu vieren we onze eerste Kerst als gezinnetje. Dit jaar mag het ons feest zijn.