Een uitgave van mats bv ©
TOCH KNAP
Jaargang V, 24
Omdat de ervaring ons heeft geleerd dat elke dag met zon de laatste van deze zomer kan zijn, reppen wij ons spoorslags naar buiten bij het eerste straaltje. Wij allemaal, behalve mijn zoon. Ikzelf mag graag een beetje in de grond wroeten, mijn dierbare echtgenote kan daar urenlang naar kijken en onze dochter neuriet zo haar eigen gangetje. De zoon is liever binnen. Weer of geen weer. Binnen is televisie en video en limonade en koekjes. En als dat allemaal niet mag, omdat het genoeg is geweest, is hij toch nog liever binnen omdat je binnen ongestoord je gang kan gaan als verder iedereen buiten is. Mijn zoon vindt het voor zijn ontwikkeling beter als hij niet voortdurend op zijn vingers wordt gekeken. Dat is een bijkomend nadeel van buiten. Op zich is er ook buiten genoeg lol te beleven. Zijn zus is er om te jennen, je kunt achter de kippen aanrennen en je kunt pappa achter jou laten aanrennen door steeds even aan de verse plantjes te trekken. En mamma kan zo spectaculair omhoog schieten als ze een koude schep zandbakzand op haar blote buik krijgt. En zo geraak je als ondernemend jongetje vanzelf weer binnen, want drie tegen één is niet leuk.
Het duurt even voordat we het door hebben, maar vanuit de woonkamer komt een onregelmatig hard getik. Even poolshoogte nemen.
Wat ben jij aan het doen, jongetje?'
'Niks, pappa, niks.' Handjes op de rug. Nou zijn we hier niet in een opvoedingsgesticht, dus ik ga niet controleren wat hij zo angstvallig achter zich verborgen houdt. Ik moet hem geloven op zijn woord.
'Dan is het goed; niks stoms doen hè jongen.'
'Nee, pappa. Ik ben toch lief?'
Opvoedingsgesticht of niet, als even later het onheilspellende getik weer klinkt, sluip ik stilletjes naar binnen. En het is de moeite waard. Hij laat een knikker zo groot als een duivenei vlak voor de bank op het parket stuiteren. Het projectiel schiet via de leuning van de sofa vlak langs de splinternieuwe televisie, tussen een glazen vaas en een terracotta beeldje door, dwars door de kamer naar een fauteuil waar hij in zijn vaart wordt afgeremd en langzaam naar mijn zoon terug rolt.
'Ben je nou helemaal een haartje betoeterd,' zeg ik, of iets van die strekking.
'Zag je dat pappa?' De opwinding is groter dan de schrik van betrapt worden.
'Dat zag ik ja, maar dat mag niet.'
'Van de bank naar de andere bank en tegen het raam en toen…'
'Niet doen, dat is heel gevaarlijk.'
'Maar niet tegen de televisie.'
'Ik wil het niet hebben, begrepen?'
'Maar pappa..'
'Niks maar, gewoon niet doen.'
'Maar pappa…'
'Al die dure spullen kunnen kapot.'
'Maar pappa…'
'En die knikker kan zo tegen je hoofd knallen.'
'Maar pappa…'
En niet zo eigenwijs, gewoon een keertje luisteren.'
'Maar pappa…'
Net op tijd hoor ik mezelf te keer gaan. Ik lees ook wel eens een goed opvoedboek. Ik moet niet alleen corrigeren, ik moet de jongen ook de kans geven zich te verdedigen.
'Maar het was wel knap hè pappa?'