Een uitgave van mats bv ©

TOEREN

Jaargang IV, 29

Wij zijn van nature een blijmoedig gezin. Aan dat typisch Nederlandse gezeur over het weer, bijvoorbeeld, daar doen wij niet aan mee. Dat wij tijdens onze vakantie op Texel uit onze laarzen zijn gedreven van de regen, dat heeft u van mij niet gelezen. We hebben gewoon een heerlijke vakantie gehad. Nat, maar heerlijk. Dat onze zandbak een modderbak is geworden? Geen punt, draaien we gewoon een extra wasje. Maar ook bij dit gezin komt het hemelwater ooit tot aan de lippen. Zo erg is het met deze zomer geworden dat we op een zondag zijn gaan toeren met de auto. Toeren! Met de auto! Op zondag!
Toen mijn dierbare echtgenote en ik elkaar leerden kennen, waren we al lang vergeten hoe het was op de achterbank van de auto's van onze vaders op zondag. Ikzelf zat overigens altijd tussen mijn vader en moeder in op de voorbank van onze Vauxhall, omdat mijn drie zussen de achterbank bezet hielden, maar dat doet voor de sterkte van het verhaal nu even niet ter zake. We waren verliefd en we gingen graag een beetje toeren door het land, op zoek naar huizen die we wilden kopen en romantische restaurantjes waar we konden eten. En toen we kinderen kregen, hielden we nog steeds heel veel van elkaar, maar toen herinnerde zij zich plotseling wel weer de achterbank van haar vaders auto. Zij moest namelijk wel achterin, samen met haar broer. Ze hadden ook een veel kleinere auto dan wij, maar wij waren ook met vier kinderen. Altijd moest er wel een plassen of overgeven op de achterbank, zowel bij hun als bij ons. Dat zal wel aan de achterbank hebben gelegen, want ik had eigenlijk nooit ergens last van. Maar ik beloofde dat wij alleen zouden gaan toeren met de kinderen als het echt niet anders kon en dat we steeds ergens naar toe zouden gaan.
'Mamma waar gaan we naar toe?'
'Nergens naar toe, zo maar een stukje rijden.'
'Ik wil naar de koetjes,' begint Simon, zodra hij in de gaten heeft dat we daar in elk geval niet naar toe gaan.
'Misschien nemen we straks wel een ijsje,' leidt mijn echtgenote opgeruimd de aandacht af.
'En dan wil ik naar de koetjes.'
'En dan gaan we weer naar huis een filmpje kijken en pannenkoeken eten.'
'Maar ik wil naar de koetjes...'
'Maar waarom dan?' ga ik in de tegen-aanval.
'Omdat ik het zeg,' antwoordt mijn zoon glashard. De hele auto is er even stil van.
'Als er bij ons niet twee kindjes geboren waren, konden we niet lekker samen kletsen,' gooit Elma het dan onverwacht opgewekt over een andere boeg. Haar humeur is wel vaker recht evenredig tegenovergesteld aan dat van haar broer, al was het maar om hem te pesten.
'En dan hadden we ook niet zoveel slaapkamers.'
De regen striemt tegen de ramen van de auto, maar wij blijven een blijmoedig gezin.