Een uitgave van mats bv ©
TWEE KABOUTERTJES
Jaargang III, 6
Onze zoon zit wat je zou kunnen noemen ergens tussen tafellakentje en servetje. Hij is geen baby meer en hij is ook nog geen echte peuter. Op de crèche zit hij nog gewoon bij de kleintjes, de Pollekes, maar hij is een halve kop groter dan bijvoorbeeld Anniek, zijn vriendin-in-het-kattekwaad. Van mijn eigen vader weet ik dat er maar twee perioden in het leven van je zoon zijn, waarvan je ongestoord en betrekkelijk zorgeloos kunt genieten, dat is de baby-tijd en de tijd dat hij het huis uitgaat en alles zo'n beetje op z'n pootjes terecht lijkt te komen. Daartussenin krijg je, in mijn vader en mijn geval tenminste, te maken met de puberteit. Bij mij was dat een regelrechte ramp en wat onze zoon betreft, moeten wij nu reeds het ergste vrezen.
'Maar,' houdt mijn echtgenote mij voor, 'wij moeten onszelf niet projecteren op onze kinderen.' Dat klopt, voordat bij ons beide de puberteit in alle hevigheid losbarstte, golden wij allebei als uitgesproken brave kinderen.
'Misschien gaat het bij onze hem andersom,' spreek ik ons moed in. 'Als we dit overleven, krijgen we de lieve, makkelijke jongen die we ons wensen.'
'Ik hoef ook niet zo'n doetje,' zegt zij, midden in een worsteling om zijn jas aan, sjaal om en muts op te doen.
De jongen háát die muts, net als ik. Het is een stomme muts. 'Hij is twee kaboutertjes geworden,' joelde zijn zus toen hij die muts voor het eerst op kreeg. Ze kan het al helemaal zo precies zeggen! Inderdaad heeft de muts twee punten, met één balletje per punt. Leuk voor een baby, kinderachtig voor een peuter. Zelfs op de crèche, waar ze toch echt wel wat gewend zijn, schoten ze in de lach toen ze hem er voor het eerst er mee zagen. Hij gaat helemaal over de oren en kan onder de kin worden vastgeknoopt. Overal waar we komen hebben ze commentaar op die muts. Volgend jaar zal hij niet meer passen, mag ik hopen.
'Met die muts kweek je een doetje,' zeur ik nog even door. 'Je bezorgt die jongen in elk geval een jeugdtrauma.' Ik kan me zo twee of drie verkeerde mutsen herinneren uit mijn eigen onverwerkte verleden. 'Of anders zijn vader wel.' Waar komen die generatieconflicten eigenlijk vandaan?
'De jongen krijgt in elk geval geen oorontsteking,' mijn echtgenote is onverbiddelijk als het om gezondheid gaat. 'En jij doet ook je muts op.' Als de dochter soms dacht de dans te ontsnappen.
'Wij zijn drie kabouters,' probeert die het ijs te breken. Ze kan al een beetje tellen!
'Vier,' probeert mijn echtgenote jolig te doen en trekt ook haar eigen ijsmuts over de oren.
'Geintje,' corrigeert ze haastig als ze ziet dat ik mijn jas weer uittrek. Er zijn grenzen, zó ga ik niet over straat. 'Weet je wat, we kijken het even aan en dan mogen de mutsen morgen thuisblijven.'
Deze heb ik bijna gewonnen voor mijn zoon.