Een uitgave van mats bv ©

UITNODIGING

Jaargang V, 29

Opeens wordt onze zoon groot. Alsof we even niet hebben opgelet. Het kinderachtige ridderpak, waar hij tot voor kort elke ochtend per se moest worden in gehesen en elke avond onder protest moest worden uit gebikt, hoeft hij opeens niet meer aan. We hebben het nog niet durven verbranden, want misschien krijgt hij nog wel een terugval en dan is het huis te klein, maar we hebben het een beetje uit zicht gelegd. Wel heeft hij nog juist een nieuw zwaard gekregen, eentje met een schede en veel goud, maar hij houdt daarmee schijngevechten met een hand op de rug, alsof hij aan het schermen is. Straks wordt hij vier en gaat ook hij naar de grote school. Hij is er erg aan toe. Want alleen bij mamma als zijn zus naar school is, vindt hij maar saai en voor de crèche wordt hij zo langzamerhand te groot. En nou gaat zijn grote vriend van de crèche, Mees, hem ook nog verlaten, want die wordt net even eerder vier jaar. Mijn zoon wil dat overigens niet waar hebben, 'ik ben eerder jarig,' houdt hij stug vol. De vader van Mees gaat die discussie niet aan, maar vraagt of hij misschien toch op het verjaardagsfeestje van Mees wil komen. Dat is dan afgesproken, hij komt graag.
Als we de zaak later reconstrueren blijkt ook de moeder van Mees voor alle zekerheid nog aan hem gevraagd te hebben of hij echt komt. Jazeker, dat was toch al afgesproken. Zaterdag. Hij heeft er veel zin in. Dan ontwikkelt zich nog een discussie met de leidsters over wie er nou eerder jarig is, Mees of mijn zoon. Daar komen ze niet uit, omdat hij dat toch echt anders ziet dan alle anderen. En waarschijnlijk omdat iedereen die eigenwijsheid zo grappig vindt - dat gaat over, weet ik uit eigen ervaring - vergeet iedereen om de boodschap even aan de vader en/of moeder mijn zoon door te geven.
Gelukkig belt Mees' moeder nog even om de juiste tijden van brengen en halen aan mijn dierbare echtgenote door te geven.
'Jongetje, kom eens bij mamma.'
Met moeite rukt hij zich los uit een schaduwzwaardgevecht met een kip. Hij was juist aan de winnende hand.
'Waar ga jij zaterdag naar toe?'
'Naar de verjaardag van Mees.' Waarom vraagt mamma dat, zie je hem denken.
'O. Maar dat moet je dan toch tegen mamma zeggen? Dan moet ik je toch daar naar toe brengen?'
Daar snapt hij nou helemaal niets van. Hij is al vaker naar een partijtje geweest en dat heeft hij ook nooit verteld en toch werd hij dan op tijd gebracht en gehaald.
'Dat is goed mamma.' Hij wil er verder ook niet al te veel woorden aan vuil maken. Mag hij nu weer gaan spelen?
Misschien brengt zijn flinke postuur ons wel van de wijs. Het is toch ook nog maar een manneke.
Of, zoals zijn zus zou zeggen: 'Hij is nog klein, hij is nog niet wat hij wil worden.'