Een uitgave van mats bv ©

VAKANTIE (2)

Jaargang II, 27

Als alles goed gaat, gaan we dus op vakantie. Maar 'als alles goed gaat' is momenteel makkelijker gezegd dan gedaan. Blijkbaar zitten we nu in een periode dat ons de ene bijna-ramp na de andere overkomt. Begrijp me goed, wij zijn bepaald niet het soort ouder dat risico's neemt met zijn kinderen. Als zo'n soort ouders al zou bestaan. Wij hadden bij wijze van spreken eerder een hekje voor de trap dan een trap. En als je bij ons de stekker van de strijkbout in een stopcontact wil steken moet je echt even zoeken. Maar we weten net zo goed als alle andere ouders dat het ongeluk in een klein hoekje zit, net als dat ene onbeveiligde stopcontact. En zowel zoon als dochter kunnen dat feilloos aanwijzen. Het verschil tussen die twee is dan dat zij ons quasi wijsneuzerig wijst op die lacune in de beveiliging, terwijl hij meteen op zoek gaat naar de bijbehorende breinaald.
Ik bedoel maar, zo vlak voor de vakantie is het een kwestie van heel houden, en dat was dus bijna mislukt.
Op een avond kort voor vertrek zit mijn dochter vlak voor het naar bed gaan gezellig met pappa te kwekken op het aanrecht. 'Pappa helpen' noemt ze dat zelf graag en met die goede wil doet het er verder niet toe dat dat 'helpen' meestal van de wal in de sloot is. We zijn dus samen groenten aan het schoonmaken of zoiets als ze ineens pardoes omlaag klettert. Een geoefend vader telt echter voor twee en in een reflex grijp ik haar nog net voordat ze de grond raakt. Hoewel ze niet kleinzielig is, huilt ze toch, maar dat knuffelen we af en al snel lijkt alles weer vergeten.
De volgende ochtend wil ze echter niet lopen en als we haar dat toch laten doen, hinkt ze. Ze wijst ook naar een minuscuul schrammetje op haar scheenbeen: 'au'.
'Verstuikt,' denkt de dokter, 'even aankijken.' Maar ze blijft hinken en hoewel ik eerst nog geneigd ben te denken dat mijn dochter het acteertalent heeft geërfd dat in de familie aan haar moederskant zeer ruim aanwezig is, gaan we nog eens naar de dokter, die nu, grondiger zoekend, een flinke kneuzing constateert. Oordeel: het been ontzien, maar we mogen toch op vakantie.
Opluchting, schaamte dat we haar van aanstellerij verdachten en een extra verwennerij voor de gekneusde.
Van alle commotie zouden we onze zoon bijna vergeten. Dus die meldt zich aan de vooravond van vertrek met een hangerigheidje en verhoging.
'Dat zouden wel eens waterpokken kunnen zijn,' denkt Lonneke van de creche.
Nee toch?

'Nee hoor,' zegt de dokter, 'daar hoef je niet voor thuis te blijven.'
Nu krijgen we wel iets ballorigs over ons, maar geen enkel risico met mijn zoon. 'Wegwezen,' zegt de dokter, ons uitzwaaiend met het recept voor een gezinsverpakking mentholpoeder, tegen de jeuk. Eventueel.
Dus we gaan, we gaan echt, met een gekneusd kind en een ander dat de waterpokken-bacil over Europa zal verspreiden. Maar we gaan.