Een uitgave van mats bv ©
VAKANTIE (3)
Jaargang II, 28
'En de kinderen?' vraagt mijn moeder als ik bel om te vertellen dat we op vakantie gaan. Met het vliegtuig nog wel.
'Die gaan mee.'
'O.'
Meer zegt ze niet. Maar 'O' is een samenvatting van 'Zou je dat nou wel doen jongen', 'Ze zijn nog zo klein' en 'Wij gingen pas met jullie op vakantie toen jij al naar de lagere school ging.' Tenminste dat hoor ik er in, maar ze zegt het allemaal niet. Want na negen kleinkinderen weet ze wel dat de dingen veranderd zijn en bovendien dat het ook goed kan komen met een andere aanpak dan die waarmee zij in haar tijd succes heeft gehad.
Maar ze krijgt me wel op de kast met dat 'O', want ik vind het eigenlijk ook een hele onderneming en een heel gestress. Sinds mijn jonge jaren, waarin ik met een slaapzak, een tandenborstel en een verschoning de wereld rondreisde, is wel het een en ander veranderd. Niet voor niets zijn wij de laatste twee jaar niet op vakantie geweest. Ik geef het toe, ik ben daar bijzonder truttig in: met mijn zwangerschappen wordt geen enkel risico genomen. Mijn kinderen worden niet geboren met behulp van koelbloedige stewardessen, na een dodemansrit in een buitenlandse ambulance, in een exotische kliniek of een onbekend hotelbed, maar in een ziekenhuis dat van te voren zorgvuldig gecheckt is op de reputatie van zijn gynaecologen of desnoods thuis.
Dat stadium is achter de rug, maar de zorgen zijn nog niet voorbij. En mocht er iets gebeuren daarginds op vakantie, dan zullen wij niet aarzelen om een tweede hypotheek te nemen om onze kinderen per privé-jet veilig thuis te krijgen, dat hebben we elkaar min of meer serieus beloofd.
Het zal zo'n vaart niet lopen. Straks op Schiphol ontmoeten we ongetwijfeld tenminste tien ouderparen die in hetzelfde vliegtuig moeten als wij en die kinderen meesjouwen wier oma ook alleen maar 'O' heeft gezegd. In dat vliegtuig worden we begeleid door stewards en stewardessen die datzelfde 'O' ook al eerder hebben gehoord. Bovendien heb ik wel zoveel vertrouwen in mijn kinderen dat ze niet als eerste in het vliegtuig beginnen te brullen.
Tenslotte schijnt het hotel waar we naar toe gaan qua kindvriendelijkheid in de vorm van een 'O' te zijn gebouwd.
Dat vertel ik mijn moeder allemaal niet, het zou haar bezorgdheid ook niet wegnemen.
In plaats daarvan vraag ik hoe het ermee gaat. 'Goed, jongen,' zegt ze, 'heel goed. Alleen nu en dan wat last van mijn arm, dat is toch nog niet helemaal over.'
Nou had ik natuurlijk 'O' kunnen zeggen, waarmee ik bedoeld had 'Dan had je ook maar op tijd naar de dokter moeten gaan' of 'Je hebt natuurlijk weer net de grote schoonmaak achter de rug', maar dat zeg je niet tegen je eigen moeder. Trouwens, ik maak me zorgen.