Een uitgave van mats bv ©
VERLIEFD
Jaargang V, 25
'Mamma waar is mijn zwaard,' blèrt mijn zoon door het huis. 'Mamma, waar is mijn zwaard?'
'Geen idee jongen, gewoon zelf goed zoeken,' roept mijn dierbare echtgenote routineus van boven
'Pappa waar is mijn zwaard,' dreint hij dan maar tegen mij, want ik ben in de buurt. Zelf goed zoeken kan altijd nog. Eerst maar eens kijken of je iemand anders de schuld kunt geven.
'Geen idee, gewoon zelf goed zoeken.'
‘Waar is mijn zwaard?' Als laatste wordt zijn zus bevraagd. Dit kan natuurlijk niet goed gaan. We zijn hem een beetje aan het jennen en dan zoekt hij iemand van zijn eigen lengte om zich op af te reageren.
'Geen idee...' begint zij ons na te apen, lollig als altijd, want humor is bij ons een familiekwestie. Maar dan bedenkt ze zich, ze weet het nog leuker gemaakt: 'Die heb ik in de fik gebrand!'
Even flitst de blinde paniek door mijn zoons ogen, maar dan vat-ie 'm en schiet hij ook in de lach. Chagrijnig of niet, een goeie grap kan hij altijd wel waarderen; je moet ook wel om je te handhaven in een gezin vol grapjassen.
'Ohoh, dat mag je niet zeggen, dat zijn straatwoorden.'
Straatwoorden zijn woorden die je niet mag zeggen en om dat te controleren moet je ze dus af en toe zeggen en dan vragen of je ze nog steeds niet mag zeggen.
'Dat mag je niet zeggen, in de fik gebrand, hè pappa?'
'Och..,' meen ik zwakjes, want het maakt me eerlijk gezegd niet zoveel uit. Ik hoor aan deze tafel wel erger dingen.
Maar hij is al weg, doen wat een ridder in zo'n geval moet doen, op zoek naar zijn zwaard. Dat hij natuurlijk ook zelf ergens heeft laten slingeren.
Als we dan toch even alleen zijn, mamma op zolder en de ridder op zoek, kruipt mijn dochter bij me op schoot. Even knuffelen. Ze plakt helemaal tegen me aan en we hebben de armen stijf om elkaar geslagen. We wiegen dan wat heen en weer terwijl we allebei binnensmonds tegen elkaar aan hummen, zodat het leuk resoneert. Wijzelf vinden dit het toppunt van lief, maar we snappen wel dat dit voor anderen een beetje een raar gezicht en gehoor is.
'Pappa ben jij op mij verliefd?'
'Nou, verliefd is het woord niet maar ik hou wel heel verschrikkelijk veel van jou.' Zoveel dat het soms pijn doet, maar dat hoeft ze niet te weten.
Ze knikt instemmend, want dat weet ze heus wel.
'Maar ik kan niet met je trouwen, hoor pappa.'
'Nee, dat is duidelijk, want ik ben natuurlijk met mamma getrouwd.'
'Ja.'
'En dat is maar goed ook!'
'Ja.'
We zijn het roerend eens.
'...(hum)...'
'...(hum)...'
'Maar ik hou ook heel veel van jou, hoor pappa.'
Daar doet pappa dan een lijstje omheen en dat hangt hij voor altijd op in zijn gedachten.