Een uitgave van mats bv ©
VERSCHILLEN
Jaargang III, 31
Die van ons kunnen natuurlijk al lang lopen, maar toch worden ze soms nog per wagentje vervoerd. Dat vinden ze zelf vaak makkelijk en comfortabel; dan zijn ze liever lui dan moe. In sommige onoverzichtelijke situaties vinden wij het handig omdat ze vastgebonden zitten en er dus niet vandoor kunnen en we ze niet onwillig aan één arm door het winkelcentrum hoeven slepen. Wij hebben een dubbele buggie, die we om dit soort redenen zullen blijven gebruiken totdat hij uit elkaar valt of totdat ze er uit barsten. Het valt ons op dat neutrale toeschouwers dat vaak prachtig vinden, twee van die kleintjes naast elkaar. Zeker als ze bij toeval even lief zitten, bijvoorbeeld omdat ze slaperig zijn, net een ijsje hebben, of anderszins afgeleid zijn. Soms denken mensen zelfs dat ze een tweeling zijn. Wij kunnen ons dat niet voorstellen, wij vragen ons vaak verbijsterd af hoe we twee zulke verschillende kinderen hebben kunnen krijgen. Vaker dan lief naast elkaar zitten, is het duwen en trekken in de kinderwagen. Altijd moet de een het kleurpotlood dat de ander net heeft, de schoot waar de ander net op wil, het kusje dat de ander net versierd heeft. Wij willen dat helemaal niet, wij willen onze aandacht niet doseren, wij willen knuffelen wie ons voor de voeten komt. Wij willen liefde en vrede in ons huishouden. Wij geven toch zeker zelf het goede voorbeeld?
Zoals vanmiddag aan tafel. Simon steekt zijn lege bordje vooruit voor een vijfde of zesde boterham. Gezien het formaat, de vorm en het gewicht van de jongen, hadden we twee boterhammen geleden al moeten ophouden. Dus hij krijgt niks.
'Nee jongen, basta!'
'Ja, pasta.' Chocopasta is momenteel favoriet.
'Nee, op.'
'Nee op,' herhaalt hij, maar hij bedoelt het anders.
'Ja op,' we laten ons heus niet in de war brengen, 'genoeg gezeurd.'
'Anders word je veel te dik,' doet zijn zus een ongevraagde duit in het zakje.
'Jij moet je er niet mee bemoeien en niet zo treuzelen.'
Zonder al te veel overtuiging produceert de zoon een piep, maar hij wordt hartelijk in zijn gezicht uitgelachen.
Dan schiet zijn zus haar broer onverwacht te hulp, hadden we haar maar niet moeten schofferen.
'Nee hoor, dat moet je zo doen.' Ze knijpt haar ogen dicht, trekt haar gezicht in een grimas en produceert een luid kunstmatig gehuil. Het lijkt angstig veel op het kunstje waar we vaak genoeg zijn ingetrapt. Even denken we zelfs een traantje in een ooghoek te zien blinken. Even bestudeert hij zijn zus in stille bewondering en een ogenblik later geeft hij een perfectie imitatie van de voorstelling van daarnet. Ook bij hem ontbreekt de traan nog maar net.
Dan opent hij zijn kraaloogjes en kijkt triomfantelijk de kring van het gezin rond. Even is het stil, maar dan schieten we met zijn allen in de lach.
Nee, een tweeling is het niet, maar broer en zus zijn het wel en kinderen van ons ontegenzeglijk ook.