Een uitgave van mats bv ©

WEEKENDJE WEG

Jaargang III, 30

Een lekker lang weekend er op uit, hadden we gedacht. Met z'n vieren. De vakantie was wel wat erg vroeg gevallen dit jaar en dus al bijna vergeten zodat we echt wel aan een herhaling toe waren. Een beetje luxe wilden we, want dat hadden we verdiend vonden we zelf en niemand sprak ons tegen. Het werd een suite met een hemelbed en twee kinderbedjes in een kasteeltje/annex hotel in het Limburgse heuvelland. Toe maar, toe maar. Voor de kinderen al op voorhand een geweldig verhaal, 'we gaan logeren in een kasteel, net als de koningin.' Laat het hoofdstuk voorpret maar aan mijn echtgenote over. De koningin is ons goed bekend, die woont in het bos bij ons vlak in de buurt en daar komen we vaak langs op onze toertochtjes. Heel spannend dus, misschien wel iets té spannend. Normaal sukkelen ze na een half uurtje in de auto wel in slaap, maar nu blijven ze de hele lange weg naar het Zuiden wakker, klaarwakker. Omdat we laat vertrekken, omdat we voor drie dagen net zo veel inpakken als voor drie weken, liggen ze pas in hun onwennige hotelbedjes tegen de tijd dat ze normaal hun halve nachtrust er al op hebben zitten. En dan slapen ze natuurlijk nog lang niet.

De volgende dag zien vier paar dikke ogen aan het ontbijt hoe de regen gestaag met bakken uit de hemel valt. Mag de pret niet drukken, vinden we. Pet op, paraplu op en hup, naar het sprookjesbos. Daar is het onder deze omstandigheden natuurlijk lekker rustig en dus staan we overal mooi vooraan. De zonnige kant moet nu maar even van onszelf komen. Jammer dat het kabouterdorp stuk is. De tientallen kleine mannetjes, onder wie we duidelijk Pinkeltje en Spillebeen herkennen, staan stokstijf in de regen, hoe hard we ook op de knop drukken.

Maar 's middags breken de wolken zowaar een beetje en vinden we zo'n terrasje waar Limburg z'n reputatie aan te danken heeft. Onderweg terug naar ons kasteel groeit het vertrouwen in de goede afloop van ons weekend. Dan geeft onze zoon eens lekker over over zichzelf, de bekleding van de auto en zijn zus. Dat is niet prettig, maar die dingen gebeuren, denken we dan nog. Maar donkere wolken pakken zich opnieuw samen boven ons en onze tijdelijke burcht, letterlijk en figuurlijk, als we fris gewassen en gekleed aanschuiven in het restaurant van het hotel. We zijn goed voorbereid met leesboeken en een Pooh-kwartet en het bedienend personeel doet z'n best, maar slechts met veel gesis, gedreig en geknijp kunnen we de maaltijd enigszins redden en de ons omringende gasten ontzien. Onze dochter moet tussendoor zelfs even op de gang worden toegesproken. Halverwege het dessert geven we op.

'Wat zijn jullie vervelend,' verzucht mijn echtgenote veel later diezelfde avond. Niemand slaapt dan nog.

'Ze zijn zelf ook vervelend,' hoort ze mijn dochter nog net tegen mijn zoon fluisteren.

Soms is opvoeden oorlog en we moeten nog twee dagen.