Een uitgave van mats bv ©
WIE Z'N FEEST
Jaargang VI, 50
De voorbereidingen voor Kerstmis zijn losgebroken. Zoals elk evenement van enig belang, wordt het feest van te voren uitvoerig behandeld in het gezinsparlement. Eerst maar even de theorie.
'Wat is dat eigenlijk voor een feest?' vraag ik aan niemand in het bijzonder.
'Mooie kleren en donker,' herinnert mijn dochter zich van vorig jaar. Maar dat is de halve waarheid. Er is altijd wel een Kerstdag die we lekker onder elkaar vieren, dat we nauwelijks uit de pyjama komen en een ander dat we piekfijn uitgedost naar oma gaan.
'Maar wie z'n feest is het nou eigenlijk?'
'Van die man,' weet mijn zoon, 'die Kerstman.'
Dan weet ik het nog beter gevraagd: 'Maar wie is er dan jarig?'
'Jezus!' dat weten ze allebei.
Trouwens, nu de dochter er over nadenkt, hoe heet die eigenlijk van zijn achternaam?
'Christus,' meen ik.
'Van Nazareth,' dacht mijn vrouw evenwel.
Dat zijn de nadelen van een oecumenisch huwelijk, dus dat blijft even hangen.
'Brengt die dan de cadeautjes?' vraagt de zoon tegen beter weten in. Als iemand cadeautjes zou brengen met Kerstmis dan was dat de Kerstman, maar omdat wij nog heilig geloven in Sinterklaas, brengt die ons cadeautjes zodat de Kerstman naar Australië kan, waar wij nog vrienden hebben die ook wel wat kunnen gebruiken. Eerlijk verdeeld.
'We kunnen natuurlijk cadeautjes voor elkaar kopen,' gaat de jongen even op zijn eigen onderwerp door. Hij heeft het zelfs al helemaal uitgekiend. 'Papa en mama en mijn lieve zus kopen iets voor mij, papa en mama en ik iets voor haar, pappa en zij en ik iets voor mama en mama en zij en ik iets voor papa.' Drie maal raden wiens spaarpot op deze manier buiten schot blijft.
'En wie gaat er mee naar het bos om een kerstboom om te hakken?'
Mijn vrouw begint vast te zuchten. Misschien heb ik het verhaal inderdaad iets te vaak verteld, dat ik vroeger als jongetje naar het landje van meester Eigenraam werd gestuurd, waar ik heel zorgvuldig een boom uitzocht die meester dan omzaagde en die ik vervolgens achterop mijn fietsje naar huis bracht.
'Nee,' zegt mijn dochter, 'dat mag niet, dat is natuur.' Precies als je mag verwachten van een Natuurranger van het Wereld Natuur Fonds. 'Wij gaan er gewoon een kopen.'
'Nee, omhakken.' Mijn zoon is ook ranger, maar wat minder recht in de leer en trouwens, 'een kerstboom is toch geen dier.'
'Of zullen we er een kopen met de wortels er nog aan, zodat hij nog leeft?' doe ik mijn duit in het zakje van het milieu.
Dat vinden ze unaniem flauwekul en net zo gemeen als omhakken. We worden het uiteindelijk eens over een grote boom met een kruis.
'En wat zullen we eten?' brengt mama het volgende punt in in de discussie.
Maar voordat mijn zoon zijn mond heeft kunnen opendoen voegt ze daar razendsnel aan toe:' We gaan niet vier dagen patat eten.'
'Vráág het me dan niet,' zie ik de jongen denken, maar hij formuleert het anders.
'Maar wie z'n feest is het nu eigenlijk?'