Een uitgave van mats bv ©

ZAG JE DAT

Jaargang III, 50

'Zie jij het nou ook?' vraagt mijn vrouw als ze ziet dat ik naar onze zoon zit te kijken. We hebben bijtijds gegeten vandaag en het heeft warempel gesmaakt en nu zitten we nog een beetje tv te kijken voordat we naar bed gaan. Vanuit zijn hoge kinderstoel volgt hij aandachtig wat zich op het scherm afspeelt. Hij laat zich vaak meeslepen, trekt grimassen, zwaait met zijn armpjes en geeft luidkeels commentaar. Hij hoeft van ons al lang niet meer in de kinderstoel, hij past er ternauwernood meer in, maar hij vindt het blijkbaar zelf een prima en veilige plek. En het geeft mooi de gelegenheid om hem van opzij te bestuderen.

Ik zie het ook, maar wat zie ik eigenlijk precies?

'Het wordt een knap ventje,' constateert zijn moeder quasi objectief, terwijl haar vertederde blik haar tegelijkertijd verraadt. Het is ons ouder-geniet uurtje.

Dat zie ik in elk geval niet. Hij is mijn zoon en hij is mij meer vertrouwd dan wie dan ook. Ik ben heel blij dat alles zo'n beetje op en aan hem zit, al vind ik nog steeds dat zijn oren wat erg veel ruimte in beslag nemen. Maar ik zou niet weten of hij nou een knap ventje is. Dat ikzelf geen knapper kind ken, zegt niets.

'Hij wordt groot!' Opeens zie ik het ook. De jongen groeit met sprongen tegelijk de laatste weken. Hij praat steeds beter, maar denkt nog steeds sneller dan dat hij praat. Dus is hij erg ongeduldig en dwingt hij zichzelf vooruit in zijn ontwikkeling. Inmiddels kan hij zich niet meer verschuilen achter zijn zus. Die begint hem dan ook steeds meer te zien als een volwaardig onderhandelingspartner in sport en spel. Dat hij fysiek ondertussen tenminste haar gelijke is, zal daar zeker ook wat mee te maken hebben. Hij is sterk onze zoon, vanmorgen tilde hij zijn zus aan één hand twee treden omhoog. We wisten niet wat we zagen, mijn dochter en ik, maar hij boezemde wel ontzag in. Het komt de goede vrede in huis ten goede.

'Zie je dat?' zei mijn vrouw vanmorgen toen ze hem een van zijn on-favoriete truien wilde aantrekken. De trui was vlak onder zijn verontwaardigde ogen blijven steken en kon niet verder.

'Te klein!' brulde de jongen op een toon van 'ik heb het toch gezegd.'

'Hij heeft het gezegd, dat deze en deze te klein waren,' moest mijn vrouw toegeven.

'Meisjestrui,' licht mijn zoon nader toe. Inderdaad, deze heeft hij, ondanks al onze goede voornemens, van zijn zus overgenomen.

'Zag je dat, pappa? Dit is ballet.' Onze dochter doet iets met een been. Het is geen ballet, lijkt er in de verste verte niet op, maar dat geeft niet, daar mag ik nu over liegen, dat komt later goed en ik zeg 'ja'.

Ik kijk en ik zie het. Ik kom ogen te kort om te volgen hoe hard het gaat met mijn kinderen.

Morgen eens kijken op de zaak, hoeveel vakantiedagen ik nog heb.