Een uitgave van mats bv ©

ZANDTAARTJES

Jaargang VII, 4

Dat is nog eens een goed idee, we gaan naar het strand! Zulke ideeën komen altijd van mijn vrouw, die geboren en getogen is op ruikafstand van de zee. Weken, zelfs maandenlang kan ze het uithouden hier op de zandgronden midden in het land, maar dan plotseling houdt niemand haar tegen, dan moet ze de zee zien en ruiken. Ik begrijp dat heel goed, omdat ik zelf van tijd tot tijd de brede stroom der Maas statig zeewaarts moet zien vloeien. Mijn kinderen hebben wat dat betreft meer van hun moeder, ze zijn gek op zee en op het vloeien van de Maas zijn ze betrekkelijk snel uitgekeken.

Zo krijgt een dag, die in landerigheid dreigde te verzanden opeens weer wat fleur. Aanvankelijk zag het er naar uit dat we hem zouden gaan verdoen met videospelletjes en tekenfilms, afgewisseld met wat gedwongen verantwoord tekenen, lezen en knutselen en uiteindelijk afgesloten met een obligaat uurtje buitenspelen, of ze willen of niet.

Nu gaan ze vol enthousiasme op zoek naar hun emmertjes en schepjes, die eigenlijk al waren opgeborgen voor de lange, lange winter.

Daar gaat het eigenlijk al mis en dat heeft ook weer te maken met de afkomst en eigenaardigheden van mijn dierbare echtgenote. Die wil altijd 'naar het strand'. Dat wil zeggen aan de vloedlijn staan en naar de horizon turen. Ze wil niet 'naar zee', omdat dat haar doet denken aan schepen, die kunnen vergaan en ze houdt nu eenmaal van vaste grond onder haar voeten.

Mijn kinderen denken bij strand echter uitsluitend aan schelpjes zoeken en zandtaartjes bakken. En natuurlijk aan mooi weer.

Er staat op het strand aan zee een zeer straffe zuidwester, het regent in vlagen en het is guur. De oren waaien ons bijkans van het hoofd.

Mama geniet met volle teugen frisse zeelucht, maar de kinderen hadden het zich duidelijk een beetje anders voorgesteld.

'Ik wil ergens zitten en zandtaartjes maken,' brult mijn zoon tegen de storm in.

Zijn zus zoekt met de moed der wanhoop schelpjes, maar het is vloed en in het opgespoten zand zijn nauwelijks schelpen te vinden. Dan vult een plotseling golfje de jongen z’n parmantige laarsjes met ijskoud zeewater en als ik hem uit de vloedlijn weg wil halen, blijkt er altijd nog een hoger golfje te komen zodat pappa's laarzen ook gevuld zijn. Dit keer zullen wij niet alleen schelpjes mee landinwaarts nemen.

Mama ziet het onhoudbare van de situatie in en via de boulevard wandelen we soppend in onze laarzen terug het dorp in. Op naar de Vlaamse friteskraam die voor ons onlosmakelijk maar wel heel smakelijk verbonden is met een dagje strand.

Mijn zoon en zijn jas weten wel raad met de frites met een grote klodder mayonaise. Zijn zus krijgt haar zakje echter nauwelijks half leeg.

'Wat is er schat,' informeer ik, als ze wat stil is op de achterbank terug naar huis.

'Ik ben een beetje moe,' zucht ze.

Teleurgesteld is ook wel een heel groot woord, zeker als mamma het zo leuk heeft gehad.