Een uitgave van mats bv ©

ZIEK

Jaargang I, 5

Ze is ziek. Griep. Niet zo'n flauw griepje zoals u en ik ook wel eens hebben, waarbij het ergste na een paar dagen wel over is en die je dan nog even lekker uitziekt met een dekbed op de bank. Nee, ze heeft echt een griep waar je 'u' tegen zegt, flinke koorts, gepaard aan alle vormen van verkoudheid. Ze is verschrikkelijk zielig. Niets is er over van onze vrolijke, parmantige en levendige dochter. Een hoopje snotterende, gloeiende en jammerende ellende is het. En met pappa en mamma gaat het ook niet zo best. Ik val argeloze bellers en belangstellend informerende moeders lastig met gedetailleerde verslaggeving van het verloop van de koorts, hoe slecht ze vannacht weer heeft geslapen en dat ze normaal echt niet zo huilerig is. En elke keer ben ik weer lichtelijk gepikeerd als er gereageerd wordt van 'Ach gut, maar het gaat wel over.' Mamma belt elk uur om te vragen hoe het is. Omdat ik hoor dat ze op het punt staat om haar baan en carriëre te grabbel te gooien om zich geheel te komen wijden aan het verzorgen en verplegen van haar doodzieke dochter, probeer ik te klinken alsof het al weer wat beter gaat. Maar die kent me natuurlijk ook al langer dan vandaag. Kortom, dit gezin verkeert in een diepe crisis.
De dokter is geweest. Na drie keer bellen besloot hij dan maar even langs te komen. Enerzijds omdat zo'n man wel begrijpt dat hij ook een taak heeft in het bedaren van verontruste ouders, zeker als die nog niet meer hebben meegemaakt dat een enkel diarreetje of snottebelletje. Anderzijds omdat hij als zelfstandig ondernemer op zijn klompen aanvoelde dat hij een klant kwijt was als hij nu niet kwam opdagen.
Toen hij er eenmaal was, gaf hij ook waar voor zijn geld. Hij klopte en voelde en nam er de tijd voor. 'Een flinke griep, maar ik hoor niets in de longetjes. Het gaat over.' Weer die gemengde opluchting en verontwaardiging bij mij. 'Maar ze is wel verschrikkelijk zielig, het is geen schim van het vrolijke meisje dat ik ken. Verwen haar maar eens lekker.' Kijk, dat moet de wanhopige vader van een zieke dochter horen. Daarom is deze man nog steeds onze huisarts.
's Avonds als mijn vrouw naar boven is om haar te troosten omdat ze zachtjes lag te jammeren, voel ik me heel erg machteloos. Zal ze ons dit ooit vergeven, dat we haar niet kunnen helpen nu ze ons zo hard nodig heeft? Als ik naar boven ga om te kijken waarom het zo lang stil is, zie ik dat mijn vrouw hetzelfde voelt. Met dikke tranen op haar wangen wiegt ze het kind in haar armen. Onze dochter slaapt, maar het duurt nog heel lang voordat we haar in haar bedje terugleggen.