Een uitgave van mats bv ©
ZIJ MAG HET DOEN
Jaargang IV, 42
'Nee, nee,' brult mijn zoon, 'mijn zusje mag het doen.' Dat is nieuw. Aan de luchtverontreiniging is te ruiken dat hij verschoond moet worden en ik wil me al kwijten van die ondankbare taak, maar blijkbaar mag zijn zus dat doen. Het is nieuw, maar wel afgesproken werk, want zij staat achter me al met de zalf en de natte doekjes in de aanslag. Ze heeft er echt zin in. Verschoningen van onze zoon gaan inmiddels natuurlijk gepaard met enig gepreek. Wij verlangen na al die jaren en al die luiers hevig naar zindelijkheid en laten hem dat telkens weer vol overtuiging weten. Dat hij het de volgende keer écht moet zeggen. Dat hij het dit keer inderdaad ook gezegd had, maar wel te laat. Dat grote jongens van drie op de wc moeten. Van die teksten. Het ene oor in, het andere uit. Hij is emotioneel nog niet klaar voor zindelijkheid, hij zal ons zeker laten weten als hij zo ver is, maar hij moet ondertussen het gezeur ook niet aan zijn hoofd hebben. Daarom heeft hij een afleidings-manoeuvre verzonnen; ik heb dat mannetje wel door. Hij maakt er een aanschouwelijke les van voor zijn zus. Die heeft van vriendinnetje Pluck uit Rotterdam aan de hand van een pop geleerd hoe dat moet met luiers en zalf en die wil dat wel eens uitproberen op haar broertje. Vlaag van zorgdrang. Dat kan nooit lang duren, dus ik ga akkoord met deze onverwachte maar welkome wisseling van de wacht. Hij ligt al klaar.
Steunend op zijn elleboogjes, kinnetje op de borst, rimpels in de buik, beziet hij tussen zijn benen door de nijverheid van zijn zus en levert commentaar.
'Mooi drolletje he pappa?'
Dat mag dan zo zijn, ik geloof niet dat ik hier zin in heb.
Onze dochter wel. 'Ja, een heel mooi worstje heb jij gemaakt.' Met het puntje van haar tong uit de mond is ze aan het werk. Het onderlichaam van haar broer wordt onderwijl ruim ingesmeerd met zalf: onder de navel is alles wit. Zelfs de vloerbedekking zal niet snel meer luieruitslag krijgen. Luier om, 'niet te strak?' fleemt ze. 'Nee, zo is het goed,' meent de pasja. Dit hebben ze met elkaar afgesproken en samen geoefend, dat kan niet anders.
'Dat is handig,' meent mijn echtgenote, die het tafereel aanschouwd heeft. 'Nou kunnen jullie samen op vakantie, zonder pappa en mamma.'
Maar dat gaat mijn dochter nou ook weer te ver, het moet wel een geintje blijven.
'Wij kunnen niet samen op vakantie, want ik weet niet hoe laat we naar bed moeten.'
En als dat niet smoes genoeg is: 'en…alles is nog zo hoog.'
Waarmee ze maar gezegd wil hebben dat ze - met ons - hoopt dat onze zoon en broer het eerder droog houdt dan dat zij klok kan kijken en dat ze eigenlijk ook nog maar een klein meisje is en voorlopig nog graag met pappa en mamma meegaat op vakantie.