Een uitgave van mats bv ©
ZWEMDIPLOMA
Jaargang VI, 47
Vandaag wordt er afgezwommen. De eerste poging voor diploma A. Vanaf het moment dat ik me tussen al de andere ouders installeer aan de rand van het zwembad, wens ik dat ik was thuisgebleven. De zenuwen gieren door mijn keel. Al de hele ochtend maan ik mijn vrouw tot kalmte. Sinds wij zijn opgestaan overspoelt ze de kinderen met adviezen en instructies. Ik denk dat dat nu niet meer helpt, integendeel.
'Laat me toch,' zegt ze, 'ze kennen me toch.' En dat is natuurlijk zo. Die drie zijn al jaren aan elkaar gewaagd en zeker het laatste jaar was een tropenjaar, waarin ze week in week uit, met ijzeren discipline, soms zelfs twee keer per week, naar zwemles gingen. De keren dat ik me ermee heb bemoeid, zijn op de vingers van een hand te tellen. Een enkele keer op zaterdag, als er een les moest worden ingehaald, een enkele keer tussendoor, als ik toevallig een keer vrij had en ook een keer op een zondagochtend naar dit officiële afzwembad, om het te leren kennen, zodat we op de examendag niet in een volstrekt onbekend zwembad terecht zouden komen. Zo'n vijftig meter lang, had ik dit wedstrijdbad geschat, maar het blijkt vijfentwintig. Ik besterf het bijna als ik het hoor. Wij hebben die zondag één baantje geoefend, toen waren we al heel moe en zijn we gaan spelen in het aangrenzende kinderbad met glijbaan. Nu, op de examendag blijkt dat ze eerst een baantje met kleren aan moeten zwemmen, dan het bad op een neer in de schoolslag, dan nog een keer op en neer op de rug en dan nog een minuut watertrappelen en een stukje drijven en een half badje borstcrawl en rugcrawl. Dit riekt naar kindermishandeling, ik overweeg ons gezin terug te trekken. Mijn echtgenote veinst kalmte, zegt dat ik me niet aan moet stellen.
Plons, daar gaan ze, met kleertjes aan voor het eerste stuk. Eerst nog een stukje onderwater door een gat in een zeil. Eerst mijn dochter, goddank ze komt weer boven. Rustig begint het kind haar baantjes te trekken, die gaat het redden. Dan mijn zoon, nog grotere opluchting als die proestend bovenkomt. Welgemoed begint de jongen - vijf jaar - aan die eerste ellenlange baan door dat immense bad. Als hij op onze hoogte komt, valt hij even stil om guitig naar ons te zwaaien.
'Doorgaan jongen, zwémmen, zwémmen.'
'Misschien mag het wat minder,' maant de badmeester die zich waarschijnlijk meer zorgen maakt over mijn hart dan over mijn zoon.
Nauwelijks drie kwartier later is het voorbij. Niemand heeft gezien dat onze zoon twee keer een stukje heeft afgesneden en die slordige rugcrawl heeft de mevrouw van de koninklijke zwembond hem blijkbaar ook vergeven. Ze zijn alledrie geslaagd, ápe-trots ben ik op ze.
Later thuis, achter een groot stuk feesttaart, heeft mijn dierbare echtgenote alweer het hoogste woord.
'Dat B-diploma, dat is een kwestie van een paar maandjes.'
Nu vooral niet overmoedig worden.