Een uitgave van mats bv ©
ZWEMLES
Jaargang V, 49
Zwemles is diepe, diepe treurigheid, ik kan het niet anders formuleren. Normaal gesproken ben ik echt wel van de soort 'niet zeuren, moet nou eenmaal gebeuren', maar dit valt om den drommel niet mee.
Mijn dochter is aan het tekenen en kleuren en mijn zoon prutst aan iets van Lego. Ze babbelen tegen elkaar over koetjes en kalfjes en zingen de liedjes die ze op school geleerd hebben. Je hoort de kolenkachel bij wijze van spreken snorren, ware het niet dat we gewoon centrale verwarming hebben. Buiten giert de kou en nattigheid om het huis.
'Kom jongens, schoenen aan, jassen aan, we gaan.'
Ik slaag er niet in om enig 'de paden op, de lanen in, vooruit met volle borst'-enthousiasme te laten klinken, had zelf ook liever de tweede helft van de krant uitgelezen. De dochter snikt zogenaamd omdat ze een schaafwondje heeft, maar daarvoor heb ik een pleister bij me voor na het zwemmen en haar broer houdt het manmoedig droog totdat er een mevrouw voordringt op de trap naar het zwembad. Druk en dringen in de kleedkamers, kinderen die al gezwommen hebben, kinderen die nog moeten. Met kleren en natte badpakken wurmende ouders hebben het warm, blote kinderen hebben het koud.
En het wordt ook niet leuk als je er eenmaal door bent. Heen en weer drijven door dat zwembad. Spreid, sluit, ook de armen gebruiken. Dan op de rug. Heen en weer. Dochterlief plichtsgetrouw en ijverig ergens in de middenmoot, van goede wil, maar zonder al te veel aanleg. Heeft ze ook niet van huis uit meegekregen. De jongen lui en slordig in de achterhoede, of zelfs helemaal achteraan. Het enige waarop hij zich concentreert is niet in de gaten van de badjuf of meester lopen. Dat lukt niet altijd, dus waarschijnlijk leert hij het uiteindelijk toch.
'Ik heb er een jaar voor uitgetrokken,' zegt mijn echtgenote dan en ik begrijp nu pas wat dat betekent.
Halverwege de les mogen van elk kind een set drijfkurken uit. Een heus mijlpaaltje dat ik hier mag meemaken vanachter de ruit waar je alleen maar van de ouderskant doorheen kunt kijken.
'Goh,' zal mijn vrouw later thuis dolenthousiast reageren op dit heuglijke nieuws.
'Wat eten we vandaag,' vraagt mijn zoon onder het droog- en warmwrijven, als het er al weer opzit voor een week.
Boerenkool met worst, dat kunnen we rustig aan mamma over laten.
En omdat zijn zus zich heel voorzichtig om haar schaafwond met verse pleister heen moet aankleden, hebben we tijd om de jongeman aandachtig te bestuderen, die een indrukwekkend pak om een indrukwekkend lijf staat aan te trekken.
Dat komt van JiuJitsu, vertelt de jongeman desgevraagd. En terwijl ik me nog afvraag of het wellicht verantwoord is om hierover een stimulerende opmerking naar mijn zoon toe te maken, trekt die driftig aan mijn arm en fluistert me op luide toon iets toe. Ik buig me voorover.
'Ik wil daar niet op, ik oefen wel thuis.'
Eerst maar eens dat zwemdiploma en dan zien we wel verder. Maar ik verwacht niet dat dit gezin een topsporter zal afleveren.